Politiek
September 20, 2022

10 simpele lessen voor #Rutte

Vorige maand heb ik mij negatief uitgelaten. Over de overheid. Het werd mijn meest gelezen blog ooit. Blijkbaar raakte ik ergens een snaar. De kern van mijn blog: de overheid is eerst gaan geloven dat ze een bedrijf is, en is zich er vervolgens naar gedragen.  En zo werden wij meer klant dan burger.

Terecht kreeg ik vragen: hoe dan wel? Iemand veronderstelde dat we weer terug zouden moeten naar de verzorgingsstaat. Hoewel dat laatste denkbaar is, was mijn gedachtegang basaler. Als je zegt dat we terug moeten naar de verzorgingsstaat, geef je al weer een politieke invulling aan de staat. Terwijl het mij in de kern ging om de vraag hoe overheid en burger zich tot elkaar moeten verhouden. Niet als bedrijf en klant, maar als staat en burger.

In de blog heb ik ‘de overheid als bedrijf’ in tien mechanismen uitgewerkt. In het onderstaande probeer ik tien regels te formuleren die de relatie tussen staat en burgers zouden moeten bepalen. Nee, er is geen directe relatie tussen de tien mechanismen en en tien regels. Eigenlijk is het allemaal heel simpel. Het gaat gewoon om de democratische rechtsstaat. Ik beschrijf het in mijn eigen woorden; wie het precies wil weten zoekt het na in een goed boek over staatsrecht.

  1. Politieke vertegenwoordigers zijn burgers. De staat dat zijn wij. Burgers dienen de staat en de staat dient de burgers. De politieke vertegenwoordigers zijn burgers die ons tijdelijk vertegenwoordigen. Politieke vertegenwoordiging is als het ware een maatschappelijke plicht. De tijd van de monarchen is voorbij, ze doen er godzijdank niet meer toe, hoewel sommigen nog steeds graag in monarchen willen blijven geloven.
  2. Inwoners van dit land zijn burgers en geen klanten. De inwoners van het land worden niet als klant maar als burger behandeld. Dat wil zeggen met respect. En als de staat in ons verlengde ligt, kan de staat nooit tegenover ons staan, zoals in de Toeslagenaffaire in extremo het geval was. En helaas niet alleen daar. Bij de Toeslagenaffaire leek de Belastingdienst er meer een genoegen in te scheppen om eventuele fraudeurs op te sporen, dan mensen met een veel te laag inkomen met een klein beetje te helpen.
  3. De wet beschermt burgers tegen willekeur. De overheid is ingekaderd in de democratische rechtsstaat: de wet geeft de overheid een instrument om het maatschappelijk verkeer bij te stellen. Maar de wet beschermt vooral burgers tegen willekeur. De waarborgfunctie van het recht. En daarbij is elke burger gelijk. De overheid volgt altijd de geest en niet de letter van de wet. Als de Belastingdienst een onjuiste vermogensbelasting heeft opgelegd, worden niet alleen degenen die naar de rechter zijn gestapt gecompenseerd, maar iedere burger die te veel heeft betaald. Als de rechter beslist dat het ministerie van VWS openheid moet geven aan de Volkskrant, hoort het ministerie het niet te laten aankomen op dwangsommen. Dat is het denken van een bedrijf: hoe ver kan ik uiteindelijk gaan tegen de laagste kosten?
  4. De meerderheid beslist, de minderheid wordt beschermd. De burger kiest zijn politieke vertegenwoordigers, de politieke vertegenwoordigers besluiten bij meerderheid welke keuzes moeten worden gemaakt, de burger mag tegen deze besluiten in beroep gaan, maar de burger accepteert uiteindelijk wat democratisch is besloten. Maar in de democratische rechtsstaat worden ook de belangen van minderheden beschermd.
  5. De overheid beperkt zich tot het behartigen van publieke belangen. De overheid heeft in de democratische rechtsstaat een nauw omschreven taak: opkomen voor publieke belangen. Dat zijn die belangen waarvan een meerderheid van de burgers meent dat ze het nastreven waard zijn (klimaat, zorg, sociale zekerheid, een goed functionerende markt etc.) en waarvan tegelijkertijd duidelijk is dat ze het zonder (verantwoordelijkheid van de) overheid niet redden. Democratisch wordt bepaald welke publieke belangen moeten worden behartigd. Wanneer deze belangen door de samenleving zelf kunnen worden behartigd, hebben we de overheid dus niet nodig. Ook dat begrenst het overheidshandelen.
  6. Macht worden door tegenmacht in toom gehouden. Checks and balances zijn in een democratische rechtsstaat cruciaal. De regering stuurt de Kamer niet aan, de Kamer controleert de regering. Daarom wordt de Kamer goed en volledig geïnformeerd door de regering. Adviezen van de Hoge Colleges van Staat (Raad van State, de Algemene Rekenkamer, Ombudsman) zijn niet zo maar adviezen. Daarnaar moet worden gehandeld. En als een inspecteur-generaal zegt dat de veiligheid van burgers in het geding is als we doorgaan met het winnen van gas, dan handelen we daarnaar, in plaats van bij de NAM te gaan vragen of zij er ook zo over denken.
  7. Ministers zijn politiek verantwoordelijk, ambtenaren zijn inhoudelijk gedreven. Ministers zijn verantwoordelijk voor het beleid van de regering. Zij worden ondersteund door inhoudsgedreven ambtenaren. Ambtenaren baseren zich waar mogelijk op kennis van de materie. Ambtenaren zijn zich altijd bewust van de grenzen die de democratische rechtsstaat stelt. En ambtenaren zijn er voor het beleid, en niet om een minister overeind te houden. Inhoudelijke rationaliteit gaat bij een ambtenaar voor politieke rationaliteit. Maar de minister beslist. Hij of zij is dan ook uiteindelijk verantwoordelijk voor keuzes die ambtenaren hebben gemaakt
  8. Politici en ambtenaren zijn integer. Ambtenaren en politici behoren niet alleen binnen de grenzen van de wet te blijven, ze horen ook integer te zijn. Integriteit gaat verder dan de grenzen van de wet. Integriteit is een verzamelbegrip. Niet de politieke vertegenwoordigers maar uiteindelijk bepalen de burgers aan welke integriteitseisen vertegenwoordigers zich moeten houden. De integriteit is in het geding als publieke en private belangen onvoldoende helder worden onderscheiden. Of als propaganda in de plaats komt van communicatie en liegen in de plaats komt van eerlijkheid. Die integriteit is van groot belang voor het vertrouwen dat burgers in hun politieke vertegenwoordigers koesteren.
  9. Vertrouwen is de grondhouding. De democratische rechtsstaat is gebaseerd op vertrouwen. Tot het tegendeel blijkt. De Kamer vertrouwt het kabinet tot hij gegronde reden heeft om het vertrouwen op te zeggen in individuele ministers of in het het kabinet als geheel. Ministers vertrouwen hun ambtenaren. Ambtenaren vertrouwen experts. De overheid vertrouwt de burgers. En de burgers vertrouwen hun politieke vertegenwoordigers en de overheid. Natuurlijk is er overal sprake van gezonde kritiek, maar vertrouwen is altijd de grondhouding.
  10. De rechter toetst en bedrijft geen politiek. Ook de rechter beschermt de burger tegen de almacht van de staat. De rechter toetst of de overheid zich aan zijn eigen wetten houdt. De rechter gaat niet op de stoel van de politiek zitten. Maar daarvoor moet vooral de overheid zorgen. Als de overheid zich aan zijn eigen wetten houdt en op tijd zijn eigen wetten aanpast, komt de rechter nooit op de stoel van de overheid terecht.