Muziek
November 16, 2015

Bernard Haitink klinkt als vinyl

Haitink terug weer op de bok van het Concertgebouw. Niet voor zijn eigen KCO, maar voor het Chamber Orchestra of Europe. Zijn leeftijd staat hem niet meer toe de grote trap af te dalen. Via een zijtrapje betreedt hij het podium. Een heel Schumann-programma. We beginnen met de Manfred Ouverture. En waar de ouverture vroeger nog wel eens werd gebruikt om de vingers te rekken, in te blazen en bij te stemmen, nu is meteen elke noot raak. Overdonderend. En dat geweldige niveau wordt de hele avond vastgehouden. Ook in het pianoconcert met Murray Perahia en na de pauze in Schumann II.

Wat onderscheidt Haitink van al die andere dirigenten? De klank en de intensiteit van het samenspel. Iedereen zit op het puntje van de stoel. Iedereen hangt aan zijn vingertoppen. Hoe onnavolgbaar zijn bewegingen soms ook zijn. En hij is én dwingend én dienstbaar. Hij helpt het orkest door de partituur. Geen beweging te veel, geen showelementen. En waar de muziek zijn eigen weg vindt, laat hij het orkest begaan. Alleen in die paar overgangen, in die paar moeilijke passages neemt hij de teugels strak in handen.

Hoe dienstbaar en toch tegelijkertijd ongelofelijk dwingend. Want vanaf de eerst noot hoor je Haitink. Het is de gloed van een oude LP, het is de gloed van het KCO in de jaren 70 en 80, het is de gloed van elk orkest dat onder Haitink speelt. In die gloed spelen de eerste violen echt unisono, zonder enige scherpte, en wat waren ze geweldig op dreef in het Scherzo van de symfonie. In die gloed brommen de bassen niet, maar ze dansen. En in die gloed klinken de houtblazers alsof ze op klassieke instrumenten spelen, zo goed mengen ze met de rest van het orkest.

Murray Perahia voegt zich op geweldige wijze. Want ook hij is de man van de klank, veel minder van de techniek. En daarmee raken we aan de kern. Het lijkt bijna een historische avond. De tegenwoordige instrumentalisten lijken alles te kunnen. Maar hun klank kan me soms minder bekoren. Bram van Sambeek is technisch een wonder op de fagot. Brian Pollard, de legendarische fagottist van het KCO uit de vorige eeuw, haalde dat technische niveau bij lange na niet. Maar de klank van Pollard was onovertroffen. Zijn vibrato deed het orkest gloeien.

En zo lijkt het ook met Haitink en ‘zijn’ Chamber Orchestra of Europe. Er kikst een trompet bij het begin de symfonie. Ook de houtblazers zijn niet spatgelijk. Wie hoort dat nog bij het huidige KCO? Maar wat een klank, wat een warmte en wat een klankkleuren! Ligt tegenwoordig te veel aandacht bij de technische perfectie? Bij de prestatie? Bij het kunststuk en minder bij de kunst?