Politiek
October 24, 2020

Biografie Hans Wiegel vraagt om bijstelling beeld

Pieter Sijpersma schreef een indrukwekkende biografie over Hans Wiegel. Indrukwekkend in omvang. Inclusief 100 pagina’s noten 766 pagina’s dik. Maar het is niet de omvang die de biografie zo indrukwekkend maakt. Het is vooral de evenwichtigheid van biografie die imponeert, een biografie waarin alle aspecten van Hans Wiegel het gewicht krijgen die ze verdienen.

Tegelijkertijd is het heel bijzonder dat de biografie mij zo’n afgewogen indruk geeft, terwijl ik mijn mening over Hans Wiegel, na lezing heb moeten bijstellen. Blijkbaar was mijn mening over Wiegel nog onvoldoende afgewogen. Maar hoe heb ik dan kunnen vaststellen dat zijn biografie wel zeer afgewogen was?

Hoe het ook zij, in de jaren 70 waren positieve woorden over Hans Wiegel in de kringen waarin ik verkeerde not done. Wat waren dat voor kringen? Sociologie studeren in Groningen, lid zijn van Nieuw Links, Joop den Uyl steunen ondanks zijn revisionistische standpunten, het meest linkse kabinet van Nederland bejubelen. En het was Hans Wiegel die keiharde, platte oppositie voerde tegen dat kabinet. Het was Hans Wiegel die op slinkse wijze de komst van het tweede kabinet-Den Uyl wist te voorkomen. En het was Hans Wiegel die met zijn voorkeur voor de Telegraaf model stond voor alles wat inging tegen de tijdgeest. Ja, ik weet het, later hebben we ontdekt dat vooral dat moeizame kabinet-Den Uyl tegen de tijdgeest inging.

In ieder geval herinner ik me die ene cynische grap nog goed, toen dat tweede kabinet-Den Uyl er helemaal niet kwam en Hans Wiegel, de man die in onze ogen niet meer was dan een “ordinaire kletsmajoor”, gewoon minister werd. “Waarom zit Hans Wiegel in het kabinet?” “Een ei hoort erbij”. Het was de tijd waarin met deze slogan reclame werd gemaakt om elke dag een eitje te eten.

Uit deze prachtige biografie van Sijpersma begrijp ik beter waarom we in de jaren 70 die man allemaal haatten en begrijp ik ook beter dat we die man volstrekt verkeerd hebben gewaardeerd. De man was inderdaad gewoon ‘rechts’ en was daar ook nog eens trots op. Dat was in die tijd een uitstekende reden om de man af te wijzen. Nog erger: de man was geen intellectueel, hij las nooit een boek. Hij las alleen maar kranten en bij uitstek de Telegraaf. Wij vonden in die tijd dat je eindeloos moest argumenteren voordat je een voorspelbaar standpunt innam. En wij vonden dat je de Telegraaf niet behoorde te lezen, omdat die krant rechts en populistisch was en veel erger: fout in de oorlog.

En dat beeld van Wiegel verdient bijstelling.

Hans Wiegel mag altijd hebben geposeerd als een authentieke corpsbal, in werkelijkheid was hij slechts enkele maanden lid geweest van het Amsterdamse corps en voelde hij zich daar helemaal niet thuis. Ondanks zijn pakken, zijn horlogekettingen, zijn sigaren en zijn poses was Hans Wiegel een zoon van een heel gewone meubelmaker uit Amsterdam. Hij was veel eerder een Amsterdams ‘schoffie’ dan een Amsterdamse corpsbal. Het gymnasium, de universiteit, en zelfs Den Haag: het was niet zijn milieu. Het maakte hem onzeker en verlegen. Om zijn verlegenheid te camoufleren nam hij die bekende pose aan. En omdat hij uit een heel ander milieu kwam zocht hij steeds erkenning. Wiegel was geen blaaskaak, maar het was gewoon een verlegen jongen. Door zijn achtergrond begreep hij overigens veel meer van de ‘gewone man’ dan al mijn linkse studiegenoten bij elkaar.

Wiegel was geen intellectueel, maar hij had wel een heldere ideologie. Bovenal moesten mensen de kans krijgen zich te ontwikkelen, uit welk milieu ze ook kwamen. Ja, daarin liet zijn eigen geschiedenis zich goed herkennen. En de overheid had daarin een duidelijke taak. Maar als mensen eenmaal de weg naar welvaart hadden ingeslagen, moest de overheid zich het liefst nergens meer mee bemoeien. Het was ook helemaal niet nodig om te veel te veranderen. Zeker niet als het goed met je ging.

In feite greep Wiegel met zijn definitie van liberalisme terug op veel oudere liberalen. Daarmee was hij minder conservatief dan hij zichzelf graag profileerde. Het verklaart in ieder geval waarom hij als eerste erin is geslaagd om van de VVD een bredere volkspartij te maken. Niet meer de partij van het oude geld uit Wassenaar en Bloemendaal. Onder Wiegel werd de VVD de partij voor velen die zich hadden opgewerkt en hun succes graag wilden behouden. Zonder deze wending van elite-partij naar volkspartij had de VVD van Rutte nooit bestaan.

Wiegel was ook een briljant debater. Hij was zeer gevat (“Sinterklaas bestaat echt en hij zit daar” - in een debat met Joop den Uyl in Groningen). Hij bespeelde de Kamer, hij fileerde ministers. Hij had ook een briljant gevoel voor zijn achterban. Hij was permanent op reis door het land om al die afdelingen van de VVD te blijven bezoeken. En hij had een perfect gevoel voor nieuws en voor de media. Met veel journalisten had hij een nauwe, vaak bijna vriendschappelijke band. De Telegraaf kwam hem thuis waarschuwen toen zijn eigen partijbestuur tegen hem begon te muiten.

Wiegel was niet alleen een voortreffelijke oppositieleider (hoe irritant wij dat in die tijd ook vonden). Hij was ook een uitstekende bestuurder. Natuurlijk, VVD-ers willen liever op de winkel passen dan de maatschappij hervormen. Dat maakt het besturen van een departement per definitie eenvoudiger. Maar dan nog had Wiegel een perfect gevoel om zich te omringen met de juiste mensen en om zo’n departement met een minimum aan energie te besturen. Zoals hij ook de provincie Friesland twaalf jaar lang als commissaris van de Koningin met zijn pink bestuurde. En altijd met die perfecte politieke antenne. Elk commentaar had hij al lang zien aankomen, tegen elk commentaar had hij zich al tevoren ingedekt. Wiegel verstond de kunst om vijf zetten vooruit te denken en in er altijd beter uit te komen. Dat kunnen alleen de hele groten in de politiek.

Ondanks al die politieke successen heeft Hans Wiegel een verdrietig leven gehad. Het verhaal van zijn twee vrouwen, Pien en Marianne, die allebei in het verkeer om het leven kwamen, is algemeen bekend. De eerste na 7 jaar huwelijk, de tweede na 23 jaar. Maar ook zijn politieke carrière loopt uiteindelijk triest af. Als 25-jarige werd hij lid van de Tweede Kamer. Voor zijn 30e was hij fractievoorzitter en hij was amper 30 toen hij lijsttrekker werd van de VVD. Zes jaar later was hij Minister van Binnenlandse Zaken en vice-premier. Maar daarna was het ook over. Al op zijn 40e werd hij commissaris van de Koningin in Friesland, het land van zijn tweede huis. Hij bleef dat 12 jaar.

Zijn vertrek naar Friesland was zijn eigen keuze, maar hij miste daar de spotlights en met name de erkenning. Hij kon het niet laten om steeds weer hardop te filosoferen over zijn terugkeer naar Den Haag. Aanvankelijk tot groot enthousiasme van zijn achterban. Maar er kwam altijd weer wat tussen en op het laatst wilden ze hem in Den Haag gewoon niet meer. Terwijl hij bleef terugverlangen naar het leiderschap van zijn partij, had zijn partij inmiddels geheel andere wegen ingeslagen. In arre moede ging hij in de verzekeringen.

Er kwam nog even een nieuwe vriendin in zijn leven. Hij moest met haar mee naar het Concertgebouw. Hij leerde dat hij in de pauze tegen iedereen moest zeggen dat het “fantástisch” was, maar hij voelde zich er niet thuis. Hij was nog steeds de zoon van de meubelmaker.

Zo’n biografie heeft de man zeker verdiend.