Hardlopen
January 23, 2013

Column: Strandmarathon Den Haag 2013

Je kan ook 42 km in je eentje lopen. Je plant een duurloop van 4 uur, je tuurt een tijdje op een kaart. Je regelt drinken onderweg, of je neemt je Camelbak mee. Wat gelletjes of andere koolhydraten in je achterzak en lopen maar. Na 4 uur kom je tevreden en gelukkig aan. Zo, weer een marathon gelopen…

En toch werkt het niet zo. Een duurloop van vier uur is geen marathon. En wordt nooit een marathon. Een duurloop heeft geen startschot, heeft geen finish met een streep op de weg. Voor een marathon heb je andere lopers nodig en die heerlijke marathonstemming. Een beetje lacherig zijn voor de start, zelfs een beetje zenuwachtig. Vooraf, onderweg en achteraf kletsen met onbekenden. En na afloop ben je bezitter van een nieuw shirt, van een medaille of een ander aandenken, waarvan je meteen weet dat je het nooit zal weggooien, hoe onooglijk het ook is.

Strandmarathon Den Haag 2013

Eigenlijk maakt het niet uit hoe massaal die marathon is. Of je nu met 40.000 man aan de start staat of met 80. Of er overal matten liggen om je chip te registreren of dat er om de 10 km een mannetje staat die je startnummer in een kladblokje noteert. Of er tribunes bij de finish staan, of twee verdwaalde wandelaars en één man van de organisatie die niet alleen de volgorde noteert, maar ook de tijden probeert bij te houden. Het is allemaal een marathon. En van de kleinschalige marathon in de natuur kan ik evenveel genieten als van zo’n massale stadsmarathon.

Ik weet het, het lijkt niet te kloppen. Bij een marathon gaat het om het samen lopen van 42 km. Maar is niet de kern van een marathon dat je vooral strijdt tegen jezelf? Of is het juist die combinatie: te midden van anderen tegen jezelf strijden, waarbij je steeds eenzamer wordt en steeds meer met jezelf bezig bent als de finish nadert? Ik weet nog goed dat ik me van de laatste twee kilometer van mijn eerste marathon niets meer kon herinneren. In een waas naar het einde gelopen. Of is dat nu juist zo echt ‘marathon’: samen lopen terwijl het ‘samen’ naar het einde toe steeds meer vervaagt?

Eén ding is zeker: de Strandmarathon Den Haag van 13 januari jl. was één groot feest. [Ik schrijf dit een week later, als mijn herinnering zich al heeft aangepast.] Het was stralend weer met temperaturen onder nul. De plassen waren bevroren, zelfs op het strand. De zon bescheen het landschap alsof de eerste schaatstocht kon worden gereden. Was het daardoor dat we de auto gewoon in de berm parkeerden? Zoals we dat in Blokzijl doen, of in Belt-Schutsloot of in Noorden? De Haagse politie dacht er anders over en deelde een bon van 90 euro uit. Maar dat merkten we pas achteraf.

In het clubhuis van ‘The Hague Road Runners’ rook het naar erwtensoep en lichte opwinding. Vanwaar toch die moeilijke naam? Achter een tafel werd de administratie bijgehouden. Het geld werd bewaard onder een oude krant. Een oerhollands feest. Dit leek niet op een schaatsfeest, dit was gewoon een schaatsfeest. Terwijl ik me inschreef vertelde de ijsmeester net over de kwaliteit van het ijs. De route bleek nogal eenvoudig. Van hier naar Scheveningen, van Scheveningen naar Noordwijk. En weer terug. Nou ja, het wees zich allemaal vanzelf. De start was aan de andere kant van het viaduct, de finish was voor het clubhuis, zeg maar: de kantine.

We drentelden naar de start. Het kletsen met medelopers nam zijn aanvang. Er wordt nergens zo spontaan met de medemens gesproken als bij een marathon. Bij marathons bestaan geen wildvreemden, daar is iedereen een oude bekende. Ook al heb je hem of haar nooit eerder gezien. En ook ‘oude bekende’ is niet het goede woord. Bij ‘oude bekenden’ hoort een moment van herkenning en verrassing. Bij marathons praat je met medelopers alsof je ze al jaren kent en gisteren nog lang hebt gesproken.

Het startschot werd gegeven door een lid van de club van honderd. De club van de echte diehards, de mensen die al meer dan 100 maal een marathon hebben gelopen. Ik loop vandaag pas mijn 40e. De starter zit ergens in de 160, als ik de berichten van de website goed heb onthouden. Of hij vandaag zelf ook meeloopt, is me onbekend. Hij zou toch niet geblesseerd zijn? Na de start wordt ons soepel de weg gewezen naar de Pier in Scheveningen. Zoals we overal voortreffelijk de weg worden gewezen door fantastische vrijwilligers. Voorzichtig lopen we onder de Pier door, na alle berichten over de treurigheid van dit verouderde kunstwerk. En dan is het verder inderdaad heel simpel: gewoon doorlopen naar Noordwijk. Bij Katwijk nog even van het strand om de monding van de Oude Rijn te passeren.

De wind is schuin tegen. Een prettige gedachte dat we op de terugweg de wind in de rug hebben. Het water staat laag. Maar dat betekent niet dat het strand overal hard is. Het wisselt. Soms zijn de voetstappen beter te zien dan me lief is. Bovendien wordt me al snel duidelijk dat een strandmarathon veel weg heeft van een steeple chase, maar dan wat verder. Regelmatig moet je over water springen. Op de heenweg zijn de waterstromen redelijk smal, maar het steeds weer aanzetten wordt gaandeweg dodelijk vermoeiend. Op de terugweg, met opkomend tij, worden de stromen steeds breder en eindigt een sprong steeds vaker in het water. Natte voeten, natte schoenen. Dat wil je vermijden. Zo wordt strandlopen een eindeloze zoektocht. Waar is het zand het hardst en waar lopen we niet vast te midden van al dat water? Kunnen we rechtuit of moeten we even naar rechts? Het resultaat is dat de Garmin aan het einde ver boven de 43 km staat.

Maar die eerste helft is het ook gezellig, enorm gezellig. Ik praat met Dik, ik praat met Jos, hoewel die al snel minder spraakzaam is. Ik praat met naamgenoot Wim, die ik al veel langer ken. Karin, die ooit de Tweede Maasvlakte heeft getekend, raakt in gesprek met een sterke loper, die daar ooit een lange duurloop heeft gedaan. Intussen zoeken we ons een weg over het zand en tegen de wind in. En zoals ik tussen Workum en Bolsward bij voorkeur een grote vent uitzoek die voor mij de wind opvangt, loop ik hier ook lange tijd midden in een klein peloton. Een stuk aangenamer. Als we bij een koek-en-zopie de groep kwijtraken duurt het weer een kilometer of 3 voor we ze hebben ingehaald. Het wegvallen van de wind is meteen weer een verademing.

Na Katwijk wordt de groep minder spraakzaam. Op onze Garmin houden we bij hoe ver we zijn. We realiseren ons geen van allen dat het keerpunt in Noordwijk niet halverwege, maar een kilometer verder ligt. Op de terugweg zullen we niet meer tot de Pier gaan, maar via de Watertoren lopen. Om die reden ligt het keerpunt op 22,1 km. Een zware tegenvaller, in mul zand en tegen de wind in. Ieder voor zich. Bij het keerpunt nemen we even de tijd. We drinken wat en vatten moed voor de terugtocht. De eerste kilometers gaan nog soepel. Voor de Oude Rijn wil ik even wandelen. Dat moet je niet willen. Wie eenmaal wandelt, wil steeds weer wandelen.

En zo vergaat het ook mij. Ik maak me zorgen om mijn blessure aan mijn voet. Ik word misselijk. Maar Karin blijft naast me lopen en spreekt me moed in. Na een kilometer of 30 drink ik wat uit een flesje dat ze bij zich draagt. Twee tellen later kots ik het weer uit. Karen vraagt plagend of het alles is. Ze heeft gelijk. Ik kan me beter even ontdoen van de maaltijd die gisteravond duidelijk niet goed is gevallen. Al snel vliegt de Italiaanse wokgroente van de vorige avond onverwerkt door de lucht. Het rood van de paprika en het groen van de prei zijn nog helemaal helder. Ik leer dat kotsen in de wind toch weer anders is. De kots verspreidt zich in de lucht.

Ik voel me beter. Wandelen en lopend gaan we door. Maar van het samenlopen is weinig meer over. Afgezien van de dappere Karin die zich heeft voorgenomen om bij me te blijven lopen. Wellicht wandel ik ook te veel. We praten namelijk tot het einde door. Dat duidt niet op ‘tot het naadje gaan’. Bij de bunkers gaan we het duin op, we lopen naar de Watertoren en bij de Alkemadelaan gaan we linksaf. En overal weer die lieve vrijwilligers, die de weg wijzen en de weg vrijhouden. Via de afgebroken kazerne en TNO naar de finish. We worden nog door een vrouw ingehaald. Karin kreunt: daar gaat mijn derde plek. Ze heeft dat blijkbaar al 40 kilometer in de gaten gehouden. Ik zet een sprint in om deze dame weer in te halen, maar moet na 300 meter opgeven. De benen doen pijn, erge pijn.

Nog een viaductje, we wandelen naar boven en lopen naar beneden. Mijn vrouw staat onder aan het weggetje ons op te wachten. Heerlijk gevoel. Even verder is de finish. Ik laat Karin voorgaan, maar ze komt uiteindelijk na mij in de boeken. Volgens uitslagen.nl heeft ze er één seconde langer over gedaan. Dat kost me nog een mailwisseling.

In de kantine zie ik mijn oude loopmaten weer terug. Jos, Wim en Dik voegen zich bij ons. We drinken bier. Jos neemt vlak naast me een bord pasta. De neiging om over te geven komt heftig terug. Het zal nog een paar dagen duren voor ik de geur van pasta weer kan verdragen. Italiaanse wokgroente komt voorlopig zelfs op de zwarte lijst.