Politiek
April 20, 2022

De aantrekkelijke stad als zondagswoord

Zondagswoorden, ze blijven intrigeren. Het zijn van die woorden waarover iedereen in de wereld van het beleid het eens schijnt te zijn.  Waarover iedereen enthousiast wordt. Denk aan ‘inclusief’, of aan ‘duurzaam’ of aan ‘goed onderwijs’. Of aan alle woorden met ‘kwaliteit’ erin: ruimtelijke kwaliteit, omgevingskwaliteit, kwaliteit van leven, etc. Sla elke willekeurige beleidsnota op en je struikelt over zondagswoorden.

Als politicoloog denk ik dan: dat kan toch niet waar zijn, dat al die mensen het met elkaar eens zijn? En het is natuurlijk ook niet waar. Al die mensen zijn enthousiast omdat iedereen zijn eigen betekenis geeft aan zo’n woord. Zoals op zondag braaf werd geknikt als de dominee of de pastoor vage teksten produceerde en iedereen op maandag toch weer anders in het leven stond.

Zondagswoorden hebben voor- en nadelen. Het voordeel is dat ze bijdragen aan consensus. Het is prettig als we het ergens over eens zijn. Of dat we op zijn minst doen dat we het eens zijn. Het nadeel is dat ze tegenstellingen verbloemen en daarmee soms nietszeggend dreigen te worden. Ze verplaatsen het politieke debat naar een later tijdstip. We schieten er dus soms weinig mee op.

Laatst kwam ik weer een nieuw zondagswoord tegen: de aantrekkelijk stad. Een gemeente vroeg me om er een inleiding over te houden. Het gaf me de kans om het woord geleidelijk af te pellen. In de wereld van het stedelijke economie is ‘de aantrekkelijke stad’ een bekend woord, dat heel goed past binnen het frame van de ‘triomferende steden’. In dat frame zijn de steden het hart van de kenniseconomie die ons tegenwoordig welvaart brengt. En die kenniseconomie, die van zichzelf tamelijk footloose is, zit vooral in steden omdat de vereiste hoogopgeleiden daar graag wonen. Dus hoe aantrekkelijker de stad voor de hoogopgeleiden hoe hoger de stedelijke welvaart. Om die reden willen veel steden tegenwoordig ‘aantrekkelijk’ zijn.

Het is heel kenmerkend voor zondagswoorden, ze passen in een bepaald, positief gewaardeerd frame. Maar dan beginnen de problemen. Ten eerste: klopt dat frame wel; ten tweede: waarom zou je dat frame willen volgen?

Veel hoogopgeleiden vinden Amsterdam en Utrecht aantrekkelijke steden. Veel grachten, cultuur, monumenten en latte macchiato. Beide steden doen het economisch ook zeer goed. Maar Eindhoven doet het ook heel goed, terwijl toch weinig mensen meteen zullen beamen dat Eindhoven een aantrekkelijke stad is. Tegelijkertijd doen Den Haag en bijvoorbeeld Dordrecht het economisch heel matig op dit moment. Als je naar de Atlas voor gemeenten kijkt staat Den Haag op de zesde plaats van aantrekkelijke steden. En Dordrecht heeft een prachtige historische binnenstad en een beroerde economie. Dus als je als stad ‘aantrekkelijk’ bent, betekent dat helemaal niet dat je economie meteen crescendo gaat.

Bovendien wordt in het frame van de “triomf van de stad” vergeten dat die stedelijke welvaart nogal eenzijdig wordt opgediend. Ook het florerende Amsterdam kent veel armoede en veel werklozen. Om de simpele reden dat nieuwe banen aan de bovenkant niet meteen gepaard gaan met veel nieuwe banen aan de onderkant. Als er in al veel banen aan de onderkant bijkomen, is het bovendien nog maar de vraag of die banen bij de eigen bijstandtrekkers terechtkomen. Eerder profiteren nieuwe migranten en mensen van buiten de stad. Dus een stad mag aantrekkelijk zijn voor hoogopgeleiden, de laagopgeleiden worden er vaak niet veel beter van.

Dat roept de vraag op: voor wie moet de stad aantrekkelijk zijn? Een gemeentebestuur werkt toch niet alleen voor hoogopgeleiden? Maar toch voor alle burgers? Wat vinden de mensen uit Duindorp of Laak eigenlijk een aantrekkelijke stad? In dat verband is het interessant dat veel grote steden het fietsen enorm stimuleren en het autorijden steeds moeilijker maken. Maar de meeste migranten fietsen niet eens. En van Joop den Uyl weten we nog dat de arbeider ook graag een auto had.

Aantrekkelijke stad? Ander voorbeeld: voor nieuwe migranten is juist het bestaan van informeel werk een goede kans om voorzichtig een bestaan op te bouwen. Maar welk gemeentebestuur schrijft in zijn nota’s op dat er meer informeel werk moet komen, illegaal werk dat soms dicht in de buurt van crimineel werk komt? En nog een voorbeeld: wil je als gemeentebestuur je stad ook aantrekkelijk maken (en houden) voor toeristen en koopjesjagers? Amsterdam weet er inmiddels alles van: wat aantrekkelijk is voor toeristen is niet meteen ook aantrekkelijk voor de bewoners. Nee, politici moeten keuzes maken en zich niet verstoppen achter zondagswoorden.

Ach, wat dus zo’n aantrekkelijk begrip leek, die ‘aantrekkelijke stad’, is niet meer dan een façade. Bij ‘aantrekkelijke stad’ eindigt niet het politieke debat, maar begint het juist. Niemand ontkomt aan die simpele vraag: wat voor stad willen we eigenlijk?