Stedebouw
September 17, 2013

De #architect is geen kunstenaar

Hoe mooi kan het toeval zijn. Terwijl ik net een paar interessante studies over de Nederlandse groeikernen heb gelezen, stuit ik op een prachtige citaat van Aldo Rossi: ‘Architectuur verschilt fundamenteel van iedere kunst en wetenschap omdat ze concreet vorm geeft aan de maatschappij, en hiermee ten nauwste verweven is.’ Zie pagina 13 van zijn klassieker ‘De architectuur van de stad’.

Het was de blijdschap van de jaren 60. Rossi was zich ervan bewust dat architecten het resultaat van hun creativiteit niet zien verwelken in de depots van een museum. Hun werk zou hoe dan ook invloed hebben op de samenleving. Hoe mensen wonen, werken en leven, ligt in de handen van de architect. Het is het enige kunstwerk waarvan de mens werkelijk deel uitmaakt.

Maar de medaille heeft ook een schaduwzijde. Naarmate de architect meer zijn eigen weg kiest, heeft de burger minder te zeggen. En naarmate de architect origineler is in zijn ontwerp, des te minder ruimte is er voor de historie van de plek en de historische bouwprincipes.

Dat is precies wat er gebeurt in de groeikernen. Vanaf de tijd van Rossi zijn er hele nieuwe steden in Nederland verrezen, waar ooit een klein dorpje stond of waar ooit slechts het water kabbelde. Zoetermeer, Spijkenisse, Purmerend, Hoofddorp, Nieuwegein, Lelystad, Almere. Iedereen kent ze. En ze vechten allemaal tegen hun niet brandschone imago. Hier hebben de architecten van Rossi hun steden gebouwd. Ze deden dat volgens een recent boek van Pantus inderdaad ‘strikt authentiek’. Dat ‘strikt authentiek’ betekent overigens wel dat heftig de eigen modes zijn gevolgd. Eerst op veel plaatsen de Bijlmerflats van het functionalisme, later overal de ‘nieuwe truttigheid’ en de bloemkoolwijken. Altijd met de beste bedoelingen voor de bewoners, maar zonder de bewoners een woord te vragen. Woningnood doet de rest.

Stedebouwkundig zijn de groeikernen daarom razend interessant. Nergens zijn de bouwstijlen zo onverdund te bewonderen. Maar ook nergens is er zo’n ratjetoe aan stijlen ontstaan, omdat de stedebouwkundige modes elkaar zo snel opvolgden. En nergens is de eenvormigheid ook zo groot en lijken alle winkelcentra schijnbaar zo op elkaar. De reden is hard en simpel: de architect is niet dienstbaar geweest aan de plek, aan de historie en daarmee aan de bewoners. Alle stedebouwkundige principes van onze eeuwenoude steden lijken overboord te zijn gegooid. En in dat opzicht zijn ze wel uniek. Nergens lijkt het modernisme zo te hebben toegeslagen als in Nederland. Calvinisten als we zijn, moest de kelk van het modernisme tot op de bodem worden leeggedronken.

Rossi heeft gelijk. De architect is de enige kunstenaar die concreet vormgeeft aan de maatschappij. Je kan het ook omdraaien. De architect is de enige kunstenaar die zich dienstbaar dient op te stellen.

[Verschijnt als blog op de website van Bouwend Nederland]