Stedebouw
April 5, 2021

Dom Hans van der Laan: architectuur is een vak

We waren toevallig toch in de buurt. Een mooie gelegenheid om nog eens aan te bellen. Jaren geleden bezocht ik de nieuwbouw van de Abdij Sint-Benedictusberg van architect Dom Hans van der Laan. In het gehucht Mamelis bij Vaals. Er was niets veranderd, zoals er in kloosters vaak in decennia niets verandert. Maar ook aan mijn mening was niets veranderd en aan mijn gevoel al evenmin.

Dom Hans van der Laan was architect en abt van het klooster in Mamelis in de tweede helft van de vorige eeuw. Maar hij was ook de grondlegger van de ‘Bossche School’ in de architectuur. Jan de Jong is een andere bekende naam uit deze school. Ik heb geen architect, ik ben geen bouwkundige. Ik kan me wel voorstellen dat bouwkundigen veel moeite hebben om het werk van Dom Hans van der Laan te plaatsen. De Bossche School bouwde veel kerken en kloosters, maar ook veel huizen, vooral in het Zuiden van het land. Wie de school opzoekt op internet struikelt over het woord ‘traditioneel’. Maar als ik mijn gevoel moet omschrijven als ik de kapel in Mamelis betreed, heb ik niets aan het woord ‘traditioneel’. Dit gaat veel dieper.

Dom Hans van der Laan heeft een groot deel van zijn leven gewijd aan een zoektocht naar het plastisch getal. In mijn eigen woorden: een zoektocht naar de oervorm van de architectuur. Of beter: naar de oerverhoudingen in de architectuur. Het plastisch getal wordt wel omschreven als ‘het evenwichtig samengaan der maten, zowel in de delen als in het geheel van het gebouw’. Van der Laan vroeg zich af: wat zijn de natuurlijke, vanzelfsprekende verhoudingen van een zaal, van een deur, van een raam. Hoe breed moeten de muren tussen de ramen zijn. Hoeveel ramen in een kerk voelen ‘natuurlijk’ aan.

Er zijn prachtige boeken over de ideale verhoudingen geschreven. Er zijn prachtige boeken over de kapel van Dom Hans van der Laan in Mamelis geschreven. Soms lijken het ondoorgrondelijke formules. Maar als je in die kapel staat, in die gewijde ruimte, dan voel je dat die maten kloppen. Dat elke verhouding klopt. Dat die 5 ramen langs de smalle kant van de kapel alleen maar beantwoord kunnen worden door 12 even grote ramen aan de lange kant van de kapel. Hier voel je wat goede architectuur is. Geen grote woorden, geen vage spinsels, maar gewoon gevoel.

Als je die kapel in Mamelis beleeft dringt het besef tot je door: architectuur is een vak. Bij een architect hoort de eerste vraag niet te zijn tot welke stroming hij of zij behoort, maar of hij of zij het vak verstaat. Uiteindelijk is niet relevant of hij of zij een traditionalist, een modernist of een post-modernist is. Voorop staat de vraag hij of zij een goede architect is. Iemand die mensen geborgenheid kan bieden door uit te gaan van de juiste verhoudingen. Daarna komt de vraag naar de stroming die de architect zou (willen) vertegenwoordigen.

Maar moeten we Dom Van der Laan dan als een traditionalist zien, omdat de Bossche School op internet als een school van traditionalistische architecten wordt omschreven? Als ik me opgenomen voel in de ruimte van de kapel in Mamelis zijn termen als Romaans en modern voor mij meer terzake. Die combinatie is niet verrassend omdat in beide stromingen het zoeken naar de essentie centraal stond. Versieringen komen je in Romaanse kerken en in modernistische woonhuizen weinig tegen.

Toch vermoed ik dat Dom Van der Laan deze discussie zinloos zou hebben gevonden. Juist omdat het hem om de essentie van het bouwen ging. Om de onderlinge verhoudingen van de maten. In dat opzicht laat Dom Van der Laan zich niet plaatsen. Hij is vooral tijdloos. En een mooier compliment kan een architect eigenlijk niet krijgen.