Politiek
July 10, 2013

Dromen over nieuwe stedelijke iconen

Een nieuw Spuiforum in Den Haag

Dromen over nieuwe stedelijke iconen

In Den Haag wordt een fel debat gevoerd over het ‘Spuiforum’. Het gebouw moet verrijzen op het nog niet zo oude Spuiplein, dat nooit echt een succes is geworden. Het gaat onderdak bieden aan het Residentieorkest, het Conservatorium en het Nederlands Danstheater. De huidige behuizing van orkest en danstheater is na 25 jaar aan vervanging toe. Het Conservatorium is op dit moment buiten het centrum van de stad gehuisvest. Architect Neutelings heeft een groots ontwerp gemaakt. De geraamde kosten zijn hoog, €181 miljoen. Er is weinig geld in de gemeentekas. Een fel debat is dan onvermijdelijk.

De strijd tussen voor- en tegenstanders laat zich eenvoudig uittekenen. De voorstanders wijzen niet alleen op het belang van cultuur, maar plaatsen dat belang meteen in het bredere kader van de creatieve economie. Wie de hoogopgeleiden aan zijn stad wil binden, zal een aantrekkelijk cultureel klimaat moeten bieden. Bovendien zal het nieuwe Spuiforum een nieuw icoon van de stad worden, hetgeen ook goed is voor het toerisme. Voor het gemak wordt er in de plannen maar meteen vanuit gegaan dat de bezoekersaantallen voor orkest en ballet met 50% zullen toenemen. Het icoon is hier een droom. En waarom ook niet? Zonder dromen was er nooit iets groots verricht.

De tegenstanders vragen zich af waarom een nieuw cultuurpaleis moet worden gebouwd terwijl tegelijkertijd zes bibliotheekfilialen vanwege geldgebrek Emoeten worden gesloten en terwijl er drastisch wordt gekort op het budget van het Residentieorkest. Ze missen een stedebouwkundig plan, waarin dat enorme Spuiforum een fatsoenlijke plek heeft gekregen. Ze tonen aan dat die €181 miljoen een veel te lage schatting is van de kosten en ze maken alternatieve plannen die een veel minder groot beslag zullen leggen op de gemeentefinanciën. En nee, hun plannen zullen niet uitmonden in een nieuw icoon.

Stedelijke iconen

Het doet me denken aan dat mooie boek over 'stedelijke iconen' van Wouter Jan Verheul. Verheul heeft onderzoek gedaan naar het ontstaan van stedelijke iconen en hij heeft ook boeiend de mislukkingen beschreven. Wat is overigens een ‘icoon’. Volgens Verheul hebben sommige bouwwerken een dusdanige iconische waarde voor hun stad gekregen dat ze als het ware hun logo zijn gaan vormen. Op elke folder van de stad zijn ze wel ergens te vinden. Ze hebben een hoge ansichtwaarde en iedereen wil ook met hen op de foto. Denk aan de Erasmusbrug van Rotterdam, aan de Golden Gate van San Francisco, aan de Eiffeltoren van Parijs, aan de Brandenburger Tor van Berlijn en aan het Guggenheim Museum in Bilbao.

Maar iconen zijn niet alleen maar plaatjes. Dat zou te gemakkelijk zijn. Achter het beton gaat vaak een fraai vertoog schuil. De Erasmusbrug moest het arme Zuid bij de stad 'trekken', hetgeen overigens maar matig is gelukt. De Euromast moest de wederopbouw van de stad symboliseren. En de Brandenburger Tor toonde niet alleen de overwinning van de Duitsers op de Fransen, maar wellicht nog meer de onoverwinnelijkheid van de Duitsers. En het vertoog is nadrukkelijk verbonden met de identiteit van de stad. Iconen hebben dus niet alleen ansichtwaarde, maar ze vertellen ook iets over de stad. De Maas hoort bij de identiteit van de stad Rotterdam en niet voor niets is dan ook de Erasmusbrug momenteel het belangrijkste icoon van die stad. De wederopbouw is langzaam uit het beeld verdwenen, en daarmee heeft de Euromast zijn belangrijkste iconische waarde verloren. Roombeek is ontstaan na de vuurwerkramp in Enschede, die onderdeel is gaan uitmaken van de identiteit van die stad. Oude kerken en oude stadhuizen vertellen veel over de historische rijkdom van steden.

De zoektocht naar nieuwe iconen

Daarmee zijn stedelijke iconen een dankbaar onderwerp voor politici en bestuurders. Je kan er als stad (en in mindere mate als politicus) beroemd mee worden en je kan er een verhaal mee vertellen. Je kan met een nieuw icoon je stad een (nieuw) gezicht geven en je kan zelfs de identiteit van de stad ermee versterken. Het verbaast dan ook niet dat zelfs in tijden van schaarste het ‘icoondenken’ bij wethouders hoogtij viert. In Den Haag woedt die strijd rondom het Spuiforum, in Rotterdam rond een nieuwe Kuip (hoewel die strijd inmiddels beslecht lijkt in het voordeel van de tegenstanders), in Groningen rond een nieuw Cultuurforum, in Arnhem en vele andere plaatsen rondom een nieuw station.

Het lijkt allemaal zo aantrekkelijk. Je tast eens goed in de buidel, je stad krijgt grote bekendheid en je burgers voelen zich meer verbonden. Maar zo simpel is het helaas niet. Of een bouwwerk ook werkelijk een icoon zal worden, laat zich maar moeilijk voorspellen. Zo blijkt wel uit de studie van Verheul. Tony Blair deed ooit een jammerlijke poging met het Millennium Dome in London. Het werd een faliekante mislukking die de Britse overheid meer dan een miljard euro heeft gekost. In Almere staat een modern kasteel al meer dan 10 jaar onafgebouwd te rotten. En ook van vele andere iconen-in-spe bleef in de regel voor veel geld maar weinig over.

Noodzakelijke voorwaarden

Verheul noemt twee noodzakelijke voorwaarden om te komen tot een succesvol icoon: identiteit en vertoog. Een icoon slaat aan bij de identiteit van een stad. En het heeft een vertoog, een verhaal, dat hem met die stad verbindt. Persoonlijk zie ik nog niet zo goed hoe het Spuiforum aan die twee voorwaarden zou kunnen voldoen. Ik heb toch al moeite de identiteit van Den Haag als stad te verwoorden. Wellicht is het Haagse Bosch meer met de identiteit van Den Haag verbonden dan een nieuw cultuurpaleis. Of het bekende onderscheid tussen ‘zand en veen’.

Zo was het wijs van het gemeentebestuur van Rotterdam dat het geen extra geld wilde uitgeven aan het ontwerp van het nieuwe Rotterdam Centraal van de architect Alsup, dat al snel de bijnaam ‘de Champagneglazen’ kreeg. Het was zonder meer een markant ontwerp, maar in die Rotterdamse sfeer van ‘handen uit de mouwen’ en ‘niet lullen maar poetsen’ zei de bijnaam al meteen voldoende. Dat ontwerp paste niet bij de identiteit van de stad. Wellicht eerder bij een deel van Den Haag.

Het is met iconen eigenlijk net als met imago. Steden proberen middels citymarketing het imago van hun stad op te krikken, zoals bedrijven dat ook doen. Maar al die grote en kleine pogingen mislukken allemaal als het beoogde imago niet aansluit bij de identiteit van de stad. Imagocampagnes hebben alleen zin als het bestaande imago juist niet aansluit bij de identiteit van de stad. Een gebouw wordt dus geen icoon als het niet met de identiteit van de stad is verbonden. Daarmee kan het nog wel een goed en functioneel gebouw worden, maar het is niet verstandig om de meerwaarde van een ‘nieuw icoon’ meteen in de businesscase mee te nemen.

En welke eisen moet het vertoog, het verhaal voldoen? Een goed ‘verhaal’ is volgens Verheul zowel aansprekend als geloofwaardig. Het moet niet alleen maar begeesteren, maar het moet ook een gedegen fundament van cijfers en statistiek hebben. Het is bekend dat bestuurders de neiging hebben om de kosten vooraf te laag in te schatten en de opbrengsten te hoog. Dat is vaak ook onvermijdelijk om een meerderheid achter de plannen te krijgen. Maar de cijfers moeten nog wel geloofwaardig zijn. Waarom zouden Residentieorkest en Nederlands Danstheater in het nieuwe Spuiforum 50% meer toeschouwers trekken? Het huidige Danstheater is een aantrekkelijk gebouw, één van de eerste ontwerpen van Rem Koolhaas. De Anton Philipszaal waar het Residentieorkest zijn concerten geeft, is niet de beste concertzaal van Nederland. Maar zal het Spuiforum per definitie zoveel beter zijn?

Geen garantie voor succes

Identiteit en vertoog, de twee noodzakelijke voorwaarden voor het scheppen van een icoon. Maar let wel: het zijn noodzakelijke en geen voldoende voorwaarden. Niet alleen is het vaak toeval of een groot project inderdaad doorgaat, of er op het juiste moment een meerderheid voor valt te vinden. Maar ook dan heb je nog niet meteen een stedelijk icoon. Uiteindelijk zullen de burgers de iconische waarde van het gebouw moeten herkennen. Dan pas is het een icoon. Het mag dan waar zijn dat een positieve bespreking door een gezaghebbend architectuurcriticus soms een belangrijk  zetje in de goede richting is, maar ook architectuurcritici bepalen niet wat 'wij' als een icoon zien.

Je moet dus een optimist zijn, een beetje een dromer, als je een icoon wil toevoegen aan je stad. Zonder dat haal je het niet. Maar daarmee is een moeizaam debat over nieuwe grootse projecten die tot icoon moeten uitgroeien, bijna een gegeven. De voorstanders geloven in de iconische waarde van de plannen en boeken de bijbehorende winsten meteen in. De tegenstanders ontberen die roze wolk en noemen de te verwachten opbrengsten al snel onrealistisch. Zonder dromen geen nieuwe iconen. Maar het probleem is wel dat dromen zo weinig werkelijkheid worden. En dan zit de stad nog jaren met de gebakken peren.