Politiek
May 2, 2018

Een diep verlangen naar de Zuiderzee

Cornelis Lely, Zuiderzee, Afsluitdijk, IJsselmeerpolders, er zijn boekenkasten over vol geschreven. En dan ligt er weer een boek in de boekhandel over “hoe de Zuiderzee verdween” onder de titel Polderkoorts. Auteur: Emiel Hannekes. Maar dit boek is echt een aanvulling. Vooral omdat het oog heeft voor meer dan het bekende beeld.

Dat bekende beeld laat zich vooral beschrijven als ‘nationale trots’. In veel boeken wordt glorieus beschreven hoe we weer de zee hebben overwonnen. Met veel nijver en vernuft. Bovendien zijn die polders een prachtig symbool van de Wederopbouw, hoewel de Afsluitdijk zelf al in 1932 werd gesloten. In al die verhalen is Cornelis Lely de grote held. Hij is de man die de plannen heeft getekend en hij is de man die ze als minister van Waterstaat en omstreken heeft weten te realiseren. Een rechtschapen man, ijdelheid was hem vreemd. Dat soort teksten.

Dit boek van Hannekes gaat veel verder. Hannekes kiest ook voor het perspectief van iemand als Eibert den Herder uit Harderwijk. Een gedreven ondernemer die zijn hele leven vecht tegen het inpolderen van de Zuiderzee, en niet alleen omdat zijn eigen handel erdoor wordt verwoest. Door voor de persoon van Den Herder te kiezen, laat Hannekes ook de schade zien die het project van Lely heeft aangebracht. Na 1932 is er van de visvloot van de Zuiderzee al snel niets meer over. Natuurlijk hadden al die plaatsjes aan de Zuiderzee in de 20e eeuw hun beste tijd al eeuwen achter zich liggen. Maar het sluiten van de Zuiderzee maakte dat in ieder geval niet beter. En denk eens aan het vissersdorp Kuinre dat na de aanleg van de Noordoostpolder van elk water was afgesloten. Het ligt nu gewoon in een weiland.

Zo staat het boek ook uitgebreid stil bij Medemblik. Een dromerig plaatsje dat een kleine opleving kende omdat veel polderarbeiders er huisvesting zochten. Nadat de Wieringermeer was voltooid kwam aan die opleving snel een einde. En begon de ellende omdat het grondwaterpeil onder Medemblik snel daalde. En de kerktoren uit het lood kwam te staan. Aan randmeren om de polders werd in die tijd nog niet gedacht.

Het is schattig maar ook bijna gênant om te lezen hoeveel wetenschappers naar al die oude vissersstadjes trokken om de verdwijnende cultuur en de verdwijnende tradities nog vast te leggen. Of om de schedelomvang te meten van deze bijzondere ‘volkeren’. Piet Meertens, alias meneer Beerta, kwam langs om het laatste dialect vast te leggen.

Tegen die achtergrond is goed te zien hoe modernistisch dat project van Lely was. Hier werd het oude aan de kant geschoven om plaats te maken voor een nieuwe samenleving. Alleen ontstond die nieuwe samenleving in de polders, terwijl het oude daarbuiten het nakijken had. Van inspraak had men toen nog niet gehoord. Eibert den Herder uit Harderwijk werd vooral als een querulant gezien, hoewel ze dat woord toen nog niet gebruikten.

Maar niet alleen het oude land werd vergeten, dat geldt te meer voor de natuur. De ecologische gevolgen van de Afsluitdijk kan men met recht rampzalig noemen. De verhalen van Hakkenes over de muggenplagen die zich al snel voordeden nadat de eerste polder was drooggelegd zijn in dat opzicht nog vooral komisch. Stank voor dank. Wie de natuur verstoort moet op de blaren zitten. Maar het ecologische probleem is natuurlijk onnoemelijk veel groter dan een paar muggen. De visstand in de Zuiderzee is dramatisch verslechterd. Het water is troebel en vervuild. De trekvogels zijn verdwenen. Besef wel dat de Zuiderzee vroeger het verlengstuk was van de Waddenzee. Van die Waddenzee is beneden de Afsluitdijk werkelijk niets meer over. Wat rest is een bak met vervuild water.

In dat opzicht is het bijna komisch dat we een vereniging hebben gekend onder de naam “Vereniging tot behoud van het IJsselmeer”. Zij vochten tegen de inpoldering van de Markerwaard. Ze wonnen maar ze hadden beter een pleidooi kunnen houden voor het herstel van de Zuiderzee. Want het Markermeer is ook niet meer dan een bak met vervuild water. Om de vervuiling tegen te gaan worden inmiddels de Markerwadden aangelegd.

En om de visstand te verbeteren wordt door Rijkswaterstaat inmiddels een ‘vismigratierivier’ aangelegd. Zo zouden de paling weer de weg kunnen vinden naar het zoete water. Maar dat blijft natuurlijk weer een hoogst technocratisch product. We leggen een dijk aan, die de zoet-zout-overgang geheel om zeep helpt, en vervolgens gaan we 80 jaar later iets heel ingewikkelds bouwen in de hoop dat die vissen zullen begrijpen dat ze opnieuw  naar zoet water kunnen zwemmen. Één vismigratierivier maakt nog geen estuarium.

Wie durft eindelijk eens te zeggen dat we die Afsluitdijk nooit hadden moeten bouwen. Natuurlijk een brug was handig geweest. En natuurlijk moesten de dijken worden versterkt om een nieuwe ramp als in 1916 te voorkomen. Maar die dijk heeft veel meer verwoest dan Lely ooit kon voorzien.

Rijkswaterstaat is op dit moment bezig met een duur project om de Afsluitdijk weer bij de tijd te brengen. Dat betekent vooral: hoger. Maar ook met meer oog voor de natuur en voor energiewinning. Jammer dat het bij symptoombestrijding blijft. Jammer dat ze nooit aan het plan van Eibert den Herder hebben gedacht om weer een gat van 8 kilometer in de Afsluitdijk te maken en daarover een brug aan te leggen. Om mij hadden ze die 8 kilometer afsluitbaar gemaakt (leuk project voor die jongens). Maar dan hadden we nog iets kunnen terugzien van die prachtige Zuiderzee.