Stedebouw
January 26, 2022

Groningen: niet de aardbevingen maar de overheid is het probleem

De aardbevingen in Groningen zijn onderwerp van een parlementaire enquête. In het voorjaar volgen de openbare verhoren, in het najaar volgt het eindrapport. Er valt veel te rapporteren. En omdat we al zoveel weten, vraag ik me af of de enquête nog veel nieuws zal opleveren.

Voor de goede orde: de Groningers hebben geen grote risico’s gelopen. Er zijn geen doden gevallen. Er zijn geen huizen ingestort, er zijn huizen afgebroken. In 1953 kwamen 1836 mensen om bij de Watersnoodramp. In 1962 kwamen 93 mensen om bij de treinramp bij Harmelen. In 1977 kwamen 583 mensen om het leven bij de vliegramp met het KLM-toestel op Tenerife. In 2000 kwamen 23 mensen om bij de vuurwerkramp in Enschede. In 2014 kwamen 298 mensen om bij de ramp van de MH17.

Groningen was daarmee onvergelijkbaar. Maar laten we niet de fout maken om te concluderen dat de ramp in Groningen daarmee kleiner was. In Groningen ging het niet om die ene klap, maar ging om de jarenlange dreiging, dat het een keer echt mis zou gaan. Om jarenlang het tergende gevoel van onveiligheid. En Groningen was vooral een bestuurlijke ramp. De overheid is erin geslaagd om bijna alles fout te doen wat ze fout kon doen. Zo is onder de bevolking een giftig mengsel ontstaan.

Laat ik een poging doen om dit mengsel te ontleden. Ik kom vier ingrediënten tegen: onzekerheid, achterstelling, bedrog en bestuurlijk onvermogen.

Ten eerste was er steeds die dreiging van een nieuwe nog veel hardere klap. Die jarenlange tergende onzekerheid voor de bevolking in het aardbevingsgebied. Er was dan wel nog nooit een dode gevallen, maar waarom zou dat de komende nacht niet gebeuren. Mensen waren bang voor hun leven en voor het leven van hun kinderen. En elke nieuwe beving wakkerde die angst aan. Net zoals elke nieuwe scheur.

Ten tweede ligt het Groningse Hogeland ver weg. Ondergeschikt aan de stad Groningen en heel ver weg voor Den Haag. Het gebied krimpt al jaren en de mensen daar hebben nooit echt aandacht voor hun problemen ervaren. Ook niet bij de aardbevingen. Het was exemplarisch dat minister Eric Wiebes ooit na een forse beving “over dat bevinkje” sprak. Het gebied kende al een groot gevoel van achterstelling, en dat gevoel is in al die jaren van de aardbevingen alleen maar heel erg versterkt.

Ten derde werd de Groningse bevolking regelmatig gewoon bedrogen, bedrogen door de eigen overheid. De regering verdiende erg veel aan al dat gas, en had er dus baat bij om de signalen dat de bevingen door de aardgas-winning werden veroorzaakt, zo lang mogelijk stil te houden. De Raad voor de Veiligheid heeft dat heel helder beschreven. In al die tijd waren de NAM en Den Haag als vier handen op één buik. En toen de relatie tussen gas en bevings niet meer te ontkennen viel, werden leugens niet geschuwd om de zaken mooier voor te stellen dan ze in werkelijkheid waren. Denk ook aan al die mensen die maar zelf moesten aantonen dat die scheuren in hun muren door de aardbevingen waren veroorzaakt.

Ten slotte is daar dat tenenkrommende bestuurlijke onvermogen van de overheid om de problemen in Groningen echt aan te pakken. Men had meteen elke schade ruimhartig kunnen repareren. Men had die hele versterkingsoperatie voor 26.000 woningen in hoog tempo moeten realiseren. Misschien was er nog jaren gas opgepompt als Groningers meteen echt waren geholpen. En er financieel ook nog een beetje beter van waren geworden. Maar ondanks het opentrekken van honderden blikken ambtenaren, lukte het maar niet om die Groningers ook maar enigszins te helpen. En lukt het nog steeds niet. Een groot raadsel. Ja, het is waar, de parlementaire enquête zou op dit punt nog nieuws kunnen brengen. Want niemand begrijpt tot op heden hoe de overheid in Groningen zo labbekakkerig heeft kunnen zijn.