Politiek
December 18, 2023

Het dagboek van een neurotische narcist

Eerder schreef ik hier al over de dagboeken van J.J. Voskuil die momenteel door Van Oorschot worden uitgegeven. Mijn oordeel was blijkbaar zo helder dat meteen iemand mij bedankte: ‘Godzijdank hoef ik ze dus niet weer allemaal te lezen.’ Het was inderdaad in bepaalde kringen in de jaren 90 een must om Het Bureau van Voskuil te lezen. Het was allemaal zo levensecht dat veel mensen hun werk pijnlijk in het boek herkenden.

Als een boek zo levensecht is, denk je al gauw dat het hier om dagboeken gaat. Maar de echte dagboeken van Voskuil lagen nog op een plank op ons te wachten. Zou de werkelijkheid daarin nog scherper en nog eerlijker worden geportretteerd?

Nee, deel 1 van de dagboeken viel erg tegen, zoals ik in een eerdere blog al schreef. Dat had twee oorzaken. Zo had Loesje, de vrouw van Voskuil, alle interessante en wellicht pikante teksten van te voren reeds geschrapt. Weliswaar ging het slechts om 5% van alle teksten, maar als je het juist daarvan moet hebben, blijft er maar weinig over.

Bepalender is dat Voskuil in deze (jonge) levensfase nog niet had begrepen hoe weinig interessant hij eigenlijk was. Het eerste deel van die dagboeken vond ik daarom erg onevenwichtig, en ze getuigden helaas nogal van zelfoverschatting. Een opgeblazen Voskuil, zeg maar. Het tweede deel was gewoon saai, hoewel ik het misschien te vroeg terzijde heb gelegd.

Maar in het derde deel gebeurt er wel iets. Voskuil zit dan al weer zo’n 10 tot 15 jaar op Het Bureau, het Meertens-instituut in Amsterdam, dat zich bezighoudt met Volkskunde. Volkskunde is bij Voskuil vooral het verzamelen van eindeloze hoeveelheden krantenknipsels, het interviewen van eindeloos veel boeren en bakkers en daarover eindeloos te vergaderen. In dat derde deel zit je plotseling wel ‘in’ Het Bureau. Je ziet het boek als het ware onder je ogen verschijnen.

Tegelijkertijd blijft het echte boek, Het Bureau, veel beter. Dat komt niet alleen omdat het dagboek nauwelijks lijkt te zijn geredigeerd. Men heeft de schriftjes van Han braaf overgetypt en ons niets willen onthouden. Belangrijker is dat het accent in de dagboeken veel meer op Voskuil is komen te liggen en op zijn treurige huwelijk met zijn vrouw Loesje. Waren de beschrijvingen van alle ruzies tussen Voskuil en zijn vrouw in Het Bureau vooral hilarisch, nu krijg je regelmatig de neiging om beiden een doodschop te geven. ‘Hou nu even je bek!’ Maar nog erger is dat dit keer niet Het Bureau centraal staat, maar de auteur: een neurotische narcist die zich eindeloos schuldig maakt aan melodramatisch zelfbeklag. Nee, na meer dan 600 pagina’s is het echt onmogelijk om nog enig medelijden te hebben met iemand die zo met zijn sociale onvermogens koketteert.

Tot slot. In de tijd dat Het Bureau verscheen, waarin Voskuil al die collega’s tot op het bot fileerde, is wel eens gesuggereerd dat Voskuil in zijn roman de vrijheid had genomen om van normale mensen karikaturen te maken. Uit dit dagboek blijkt dat die suggestie geheel onjuist is. In zijn den beschrijft Voskuil zijn collega’s niet anders dan in Het Bureau. Ja, collega Ton heeft echt op die ene morgen opgebeld om zich ziek te melden ‘omdat hij bang was ziek te worden als hij nu naar buiten ging.’ Overigens wisten de lezers al lang dat dat soort collega’s bestonden.