Politiek
April 21, 2021

Het gezag van de @Gezondheidsraad vervliegt snel

Één ding is zeker: niet iedereen komt ongeschonden uit de coronacrisis. Ik ben bang dat dat ook voor de Gezondheidsraad geldt. De Gezondheidsraad is lange tijd een zeer gerespecteerde adviesraad geweest in Den Haag. Maar helaas is in de coronacrisis niet helemaal duidelijk geworden waarop dat respect gebaseerd was. Door de dominante positie van het RIVM en het OMT in de advisering van het kabinet is de Gezondheidsraad vanaf het begin naar de zijlijn verdreven. Bovendien ondervond de Raad de concurrentie van de EMA, de Europese dienst die wel of geen goedkeuring aan vaccins verleent. En op die zijlijn heeft de Raad niet altijd even handig geopereerd.

Het kabinet verzocht de Gezondheidsraad al vroeg in de crisis om te adviseren over de  de beste vaccinatie-strategie voor het geval het eerste vaccin zou zijn goedgekeurd. Het duurde vele maanden voordat de Gezondheidsraad met een advies kwam. Bij dat advies werd de zwakte van de Gezondheidsraad al meteen duidelijk. De Raad opperde een aantal strategieën en koos vervolgens zonder verdere motivatie voor één van die strategieën: het vaccineren zou erop gericht moeten zijn om zoveel mogelijk mensenlevens te redden. Een hele plausibele strategie maar het snel vaccineren van alle vitale beroepen was ook heel goed te verdedigen geweest. In zijn advies ging de Raad er gemakshalve aan voorbij dat je ook mensenlevens redt door een gedegen sociaal beleid. Het was echt een advies vanuit het ziekenhuis, hetgeen je deze club van verstandige artsen overigens niet meteen kwalijk mag nemen.

Daarna werd de Gezondheidsraad nogal eens ingeschakeld om tijd te winnen. Zodat de minister een pijnlijke beslissing nog even voor zich uit kon schuiven. Of om het werk van de EMA nog eens over te doen, op voorhand een onbegonnen zaak. Daarbij opereerde de Gezondheidsraad vaak weinig overtuigend. Zo werd geadviseerd om het AstraZeneca-vaccin niet meer te gebruiken voor mensen beneden de 60 jaar. Dat had veel schrikreacties bij mensen boven de grens van 60 tot gevolg. Men had ook kunnen zeggen dat het bij de verdeling van de vaccins het beste zou zijn om AstraZeneca en Pfizer te geven aan mensen boven de 60, en Jansen daaronder. Dat had veel onrust voorkomen.

Zo dringt zich de vraag op of het kabinet in het afgelopen jaar minder af zou zijn geweest als er geen Gezondheidsraad was geweest? Ook zonder antwoord te geven op die vraag is duidelijk dat bij de ‘oude’ Gezondheidsraad die vraag nooit zou zijn gesteld. Overigens is het wel zo eerlijk om te melden dat de Gezondheidsraad in het afgelopen jaar is opgelopen tegen de dilemma’s waarmee alle adviesorganen te dealen hebben. Te denken valt aan de volgende dilemma’s:

  • Adviesorganen als de Gezondheidsraad geven advies op basis van de deskundigheid van de leden. Maar het kennen van de feiten en van het veld is niet voldoende om een advies te kunnen geven aan de minister. Elk advies vergt een politieke afweging, een afweging op basis van normen en waarden. En bij adviesorganen heb je plat gezegd niet meer dan de normen en waarden van de leden. Het is zeker in een crisis de vraag of de samenleving op deze persoonlijke afweging van een aantal experts zit te wachten. Ja, de minister kan zich achter een advies verschuilen, als hem dat goed uitkomt. Maar hij kan er even gemakkelijk van afwijken als hij zelf een andere politieke afweging maakt.
  • Adviesorganen lijken zich niet altijd bewust te zijn van dit dilemma. En dat geldt zeker voor een adviesorgaan dat is samengesteld uit ‘dokters’. Dokters hebben geleerd om de patiënt te vertellen wat goed voor hem of haar is. Ik kan me goed voorstellen dat deze beroepsgroep meer moeite heeft om zich te realiseren dat een advies altijd een afweging is op basis van eigen waarden en normen.
  • De Gezondheidsraad heeft een structuur die dit probleem alleen maar versterkt. Hoewel we bij een adviesraad gemakkelijk denken aan een raad bestaande uit een voorzitter en een aantal leden, die gezamenlijk alle adviezen formuleren, is dat bij de Gezondheidsraad niet het geval. De Gezondheidsraad bestaat uit een voorzitter, een 20-tal secretarissen en een kaartenbak van deskundigen. Als er een adviesvraag komt nodigt de voorzitter een drietal of een viertal leden uit de kaartenbak uit, om een advies uit te brengen. Hoewel vaak geprobeerd wordt om dat advies nog wat bij te sturen, heeft de commissie uiteindelijk het laatste woord. De wet verplicht de voorzitter om het advies van de commissie naar de Minister te sturen. Je kan je voorstellen dat een permanente adviesraad gaandeweg leert dat expertise op zich onvoldoende is voor een advies en dat er altijd een politieke afweging moet plaatsvinden. Je kan je ook voorstellen dat zo’n ad-hoc-commissie helemaal niet de ervaring kan opdoen om dat dilemma te doorgronden. Nog afgezien van het feit dat de ene commissie andere politieke afwegingen zal maken dan de ander.
  • Tot slot gaat het bij adviezen van de Gezondheidsraad niet alleen om expertise en normatieve afwegingen. Het gaat ook om het besef dat in Den Haag niet alleen inhoudelijke rationaliteit, maar ook politieke rationaliteit een grote rol speelt. Bijvoorbeeld het besef dat een advies van de Raad in de media een heel ander gewicht kan krijgen dan ermee is beoogd (AstraZeneca niet gebruiken onder 60!). Of het besef dat van elk advies elke avond aan de tafel van Op1 gehakt kan worden gemaakt. En juist dan is het werken met ad-hoc-commissies uiterst kwetsbaar. Die mensen hebben bij wijze van spreken niet eens tijd om hun witte jas uit te doen, en denken misschien al snel dat het genoeg is om gelijk te hebben. In Den Haag weet men over het algemeen dat gelijk krijgen belangrijker is.