Politiek
March 4, 2014

Het grote misverstand van de lokale politiek

Ze brengen weer rozen, we moeten weer stemmen. De oude media doen veel moeite om ons te informeren over de lokale politiek, maar we zien en horen vooral landelijke politici. De nieuwe media leveren een stroom aan foto’s van folderende wethouders. Ga ik stemmen? Uit overtuiging, uit braafheid of omdat mijn ouders de oorlog hebben meegemaakt? Of ga ik lekker een tegenstem uitbrengen? Ik weet het nog niet. Ik weet wel dat die raadsverkiezingen vooral één groot misverstand zijn. We hebben een basisidee van lokale democratie, maar onze gemeenten voldoen daar helemaal niet aan.

Wat is de basisgedachte van de lokale democratie? Er is een lokale gemeenschap, die moet worden bestuurd. De gemeenschap kiest daarvoor bij verkiezingen uit haar midden een gemeenteraad. Politieke partijen met een politieke visie op de lokale gemeenschap strijden om de stem van de kiezer. De gemeenteraad mag als volksvertegenwoordiging de richting aangeven. Het dagelijks bestuur (het College van B&W) voert het beleid uit. Om het beleid mogelijk te maken wordt er onder de leden van de gemeenschap belasting geheven. Een burgemeester is als symbool van de lokale democratie zowel voorzitter van de Raad als van het College.

Zo dachten de oude Grieken er in Athene over en zo denken nog veel mensen erover. Maar in een moderne democratie is ook een heel ander model denkbaar. Nederland is een klein land. En daarom willen burgers overal dezelfde (rechten op) bijstand, jeugdzorg, gezondheidszorg en noem maar op. Wij willen dat ‘Den Haag’ daarover zekerheid biedt. En bovendien is er nog Europa dat voor alle landen dezelfde richtlijnen uitvaardigt. Het lokale bestuur is ervoor om al deze nationale en internationale regels uit te voeren. Omdat dat effectiever en efficiënter is. De schaal van het lokaal bestuur is afgestemd op een efficiënte uitvoering van (inter)nationaal beleid. Burgers leven zelf in meerdere gemeenschappen, lokaal, regionaal, nationaal en virtueel. Als het beleid elders wordt vastgesteld, kennen we alleen nog maar goede en slechte wethouders. Het onderscheid tussen linkse en rechtse wethouders komt te vervallen. Het is logisch dat de gemeenten voor de uitvoering van Rijksbeleid geld krijgen van het Rijk. De weinige lokale belastingen moeten de gemeenten vooral extra prikkelen om efficiënt met dat geld om te gaan. De wethouders staan centraal in dit model, de gemeenteraad houdt op hen toezicht.

Twee ‘ideale’ modellen. In de praktijk komen ze niet voor. Maar we kunnen wel vaststellen dat de Nederlandse gemeente voor 90% is vormgegeven volgens het tweede model. Dat heeft een lange geschiedenis. Ooit is een belangrijke beslissing genomen toen het Rijk de gemeenten in ‘medebewind’ heeft geroepen om Rijksbeleid te gaan uitvoeren. In andere landen is het lokaal bestuur ongemoeid gelaten (Frankrijk is een goed voorbeeld) en laat het Rijk zijn beleid uitvoeren door functionele besturen (vaak op regionale schaal). Zoals de Belastingdienst bij ons ook lokale en regionale kantoren heeft. De drie grote ‘decentralisaties’ die nu op de gemeenten afkomen (Participatiewet, Jeugdzorg, AWBZ) bevestigen de gemeente in haar uitvoerende rol. Gemeenten moeten bovenal ter plaatse het beleid gaan uitvoeren dat door Den Haag wordt gewenst. Als de jeugdzorg straks verschillen tussen gemeenten laat zien, heeft dat alleen te maken met de kwaliteit van het bestuur, en niet met de progressiviteit van het beleid.

Ook in andere opzichten voldoen de gemeenten steeds meer aan het tweede model. De gemeenten hebben nauwelijks ruimte om zelf belastingen te heffen (veel erger: als ze naar de mening van het Rijk lokaal te veel belasting heffen, worden ze op hun algemene uitkering uit Den Haag gekort). En de laatste jaren spoelt een enorme fusiegolf over de gemeenten, omdat vele te klein zijn om al die Rijkstaken uit te voeren.

Ook de gemeenteraadsverkiezingen passen geheel dit beeld. Mensen stemmen overwegend op grond van ‘landelijke overwegingen’ (vooral in de steden). Dat is verstandig omdat Jetta Klijnsma en de Tweede Kamer niet alleen verantwoordelijk zijn voor de Participatiewet, maar ook bepalen hoe die wet moet worden uitgevoerd. Bovendien zijn gemeenteraadsverkiezingen zogenaamd ‘second-order-verkiezingen’. Ze bieden je de mogelijkheid om lekker tegen het kabinet te protesteren, zonder dat je de PVV daarmee tegelijk in de regering helpt. Al die lokale partijen passen paradoxaal genoeg heel aardig in dit beeld. Soms geven ze uiting aan hun afkeer van de politiek in het algemeen. Soms verenigen ze zich rond lokale issues, maar willen ze vooral een transparanter bestuur; een beter lokaal bestuur, en een minder ideologisch bestuur. Ze willen wethouders die luisteren en ze willen geen wethouders die een ideologisch debat beginnen om hun zwakke optreden te verdoezelen. En ten slotte zijn lokale partijen soms een uitdrukking van het nostalgische verlangen naar het eerste model van lokale democratie.

Eén ding is zeker: die raadsverkiezingen van 19 maart passen niet meer bij de tegenwoordige gemeente. Alle lokale PvdA-ers en VVD-ers zullen worden afgerekend op het kabinet, en nauwelijks op de wijze waarop ze afgelopen jaren hun gemeenten hebben bestuurd of op de mensen die ze voor de komende jaren naar voren hebben geschoven.

Wat nog erger is: de wethouders, de hoofdpersonen van het lokaal bestuur, worden niet door de burgers gekozen, maar door de raadsleden na afloop van de verkiezingen. Daarbij is eerder het bereiken van een meerderheid het streven dan het zoeken naar een coherent program. Het laatste is overigens geen verwijt, het sluit immers geheel aan bij mijn analyse. De nieuwe wethouders hoeven geen raadslid te zijn. Soms staan ze onderaan de lijst en soms komen ze niet eens uit de eigen gemeente. De benoeming van veel wethouders is dan ook een verrassing, sommigen ontbeert elk democratisch mandaat. Daartussen figureert een burgemeester die al even weinig transparant door een vorige gemeenteraad is gekozen.

Ik zou het graag anders willen. Ik zou in Den Haag een wethouder willen kiezen die minder megalomaan is, ik zou in Amsterdam een wethouder willen kiezen die de gemeentelijke toeslagen wel in de hand heeft. Ik heb geen idee hoe ik dat moet doen. Bedankt voor de rozen, bedankt voor de folders, maar wie beseft nog dat het om mijn bestuur gaat?