Politiek
April 11, 2014

Het nieuwe werken: drie lege woorden

Ik weet het: ik ga te snel. Je kan het nieuwe werken niet beoordelen op basis van een paar websites. Je hebt nu eenmaal doeners en je hebt denkers. En misschien moet je niet de organisatoren van een ‘nationale week van het nieuwe werken’ vragen wat het nieuwe werken eigenlijk inhoudt. Ook al bedenken ze zelf 100 ideeën voor workshops in die week van het nieuwe werken.

Ik moet dus op zoek naar de denkers. Managementboek.nl biedt uitkomst. Ik tik ‘nieuwe werken’ in en stuit meteen op een serie boeken over het onderwerp. Nee, ik ben niet de eerste die een boek over het onderwerp wil schrijven. Ik lijk wel de eerste die niet op voorhand door het geloof is gegrepen. Ik laad mijn winkelmandje vol en de volgende dag dwarrelen de pakjes in de straat neer.

Een boek van Henny van Egmond sla ik het eerste open. ‘Het nieuwe werken; van visie naar praktijk’. Hij schetst een mooi beeld van zijn ontbijttafel waar zijn zoon van 17 druk bezig is om via het internet aan een vriendinnetje te komen. Hij heeft net een ‘aanbod’ gehad. Hij heeft het meisje nog nooit in levende lijve gezien, maar het zou vader niet verbazen als het straks ‘aan’ is. Henny vergelijkt het met zijn eigen jeugd, hoe moeizaam het toen was om contacten te leggen gelegd met iemand van het andere geslacht, zeker als er verliefdheid in het spel was.

Van Egmond concludeert dat ICT ons in een andere eeuw heeft gebracht. En dat de 21e eeuw door ICT nog fundamenteel zal veranderen. ICT doet files verdwijnen. De arbeidsproductiviteit zal door ICT verder stijgen (economen weten overigens dat het hier eerder om procentjes gaat dan om tientallen procenten, zoals Van Egmond suggereert). Door ICT worden flexibele werktijden haalbaar waardoor veel mensen de ‘onbalans tussen werk en privé kunnen aanpakken’. Achteloos komt ook het ‘nieuwe werken’ voorbij. Zo schrijft Van Egmond: ‘Onder de noemer van het nieuwe werken krijgen we de oplossing voor veel hedendaagse maatschappelijke en persoonlijke problemen gepresenteerd’. Op voorhand blijft onduidelijk om welke problemen het hier gaat en welke oplossingen hier worden gevonden.

Het is geen wetenschappelijk boek, zo is het ook niet bedoeld. Het is een boek om ons enthousiast te maken voor het ‘nieuwe werken’. En daarin zal het zeker succes hebben. Het neemt niet weg dat ik gewoon nieuwsgierig ben naar wat dat nieuwe werken nu eigenlijk is. En waarop het een antwoord is. Ik probeer op beide vragen in het boek van Van Egmond een antwoord te vinden.

Het volgende hoofdstuk licht een tip van de sluier op: wat verandert er allemaal in organisaties? Van Egmond wijst op de enorme groei van informatiestromen. Het woord informatieoverload valt. En dan gaat het plotseling over controle en beheersen. Vroeger kon je als leiding in een organisatie alles controleren en beheersen. We gingen niet alleen in de samenleving, maar ook in organisaties uit van de maakbaarheidsgedachte. Dat is niet de wereld van Van Egmond: ‘Mensen die geloven dat zij de wereld beter moeten maken, hebben de overtuiging dat zij het beter weten dan anderen’. Maar tegelijkertijd: is dat ook niet meteen een aardige omschrijving van een managementgoeroe? Ik mis hier de toegenomen complexiteit van organisaties en van de samenleving. Ik mis de toegenomen mondigheid van de medewerker, die steeds vaker wordt aangesproken met ‘professional’.

Van Egmond raakt wel aan dit onderwerp, als hij vertelt dat het werk onder invloed van ICT zo sterk verandert. Het routinewerk verdwijnt meer en meer. De specialisten worden belangrijker. Hier is duidelijk te zien dat Van Egmond zijn roots heeft liggen in de Rabo. En dan struikelen we weer over de informatieoverload. En de gedachte dat internet bijdraagt aan de ontwikkeling van zenden naar dialoog. Je zou ook kunnen zeggen dat internet voor veel meer mensen dan ooit de mogelijkheid biedt om te zenden. Ik vind persoonlijk Twitter een verrijking van mijn leven, maar ik ervaar het toch meer als zenden door heel veel mensen dan als het aangaan van een zinnige dialoog.

Hebben we daarmee nu een goede kenschets van de organisatie, het bedrijf, het departement in de 21e eeuw, zoals Van Egmond suggereert? Nee. Is dat erg? Voor het boekje van Van Egmond niet. Maar als we willen weten of het nieuwe werken een antwoord is op de problemen van de huidige organisaties, zal die analyse toch wel vijf slagen dieper moeten. Ik parkeer het probleem en kom er later op terug.

Dan die tweede vraag die me zo intrigeert: wat is het nieuwe werken? HNW? Van Egmond waagt zich aan een poging, door vooral anderen aan te halen. Zo lezen we: ‘nieuwe werken staat voor een zinvolle, effectievere, efficiëntere en ook vooral plezierige manier van werken’. Plezier in het werk, graag. Zinvol werk, graag. Maar welke veranderingen moeten we dan doorvoeren om dat te bereiken?

Even verder schrijft van Egmond over ‘sociale innovatie’. Voor hem is dat ‘een andere benaming voor het nieuwe werken’. Ik raak de draad kwijt. Ik geef toe: innovatie is ook een hoera-term, maar om nou de ene hoera-term maar meteen gelijk te stellen aan de andere, verhoogt misschien wel de feestvreugde, maar niet de helderheid van het betoog.

Van Egmond vertrouwt het zelf blijkbaar ook niet helemaal. Hij gaat leentjebuur spelen bij zijn vroegere collega van de Rabobank Hans Stegeman. Stegeman heeft een artikel geschreven over ‘de onvermijdelijkheid van Het Nieuwe Werken’, met hoofdletters. En in dat artikel staan de vijf kenmerken van het nieuwe werken.

Opgelucht haal ik adem. Eindelijk lijkt het concreet te worden. Volgens Stegeman gaat het bij het nieuwe werken om: het efficiënter maken van het werk door het inzetten van technologieën, om een decentrale organisatiestructuur, om een flexibele manier van werken, om een focus op kwaliteitsmanagement en continue verbetering en ten slotte om innovatieve prestatiemeting en beloningsschema’s.

De opluchting maakt meteen plaats voor verwarring. Komt deze omschrijving van de directeur onderzoek van de Rabobank? Beloningsschema’s zijn die niet synoniem met bonussen? Wanneer is dit artikel geschreven? Ik kom er niet achter. En hoezo decentraal? Terwijl bij de Rabobank in de laatste jaren de macht in rap tempo is verschoven van de lokale kantoren naar het hoofdkantoor in Utrecht. En was het geknoei met rentetarieven in London dat CEO Piet Moerland de kop heeft gekost, een gevolg van het nieuwe werken of juist een bewijs van de noodzaak van het nieuwe werken? Ik weet het niet.

Als het contrast tussen de leer en de praktijk zo groot is, slaat de twijfel toe. Dat wordt alleen maar erger als ik me afvraag voor welke problemen deze instrumenten een oplossing zijn. Niet alleen is dat onduidelijk, de instrumenten hebben ook maar één ding gemeen: ze zijn allemaal modieus. En plotseling begrijp ik wat het ‘nieuwe werken’ is. Het nieuwe werken is niet meer dan een verzamelnaam voor alle managementtermen die op dit moment in de mode zijn. HNW is daarmee gewoon richtingloos. Het zijn drie lege woorden. Die bovendien niet nieuw zijn. Het woord ‘nieuw’ is immers even oud als het woord ‘oud’.

[Nadat ik deze blog heb geplaatst meldt Hans Stegeman zich al snel op twitter. Hij vertelt dat zijn artikel inderdaad nooit is gepubliceerd. Hij was er niet tevreden mee. Met een glimlach concludeert hij dat het artikel blijkbaar wel bruikbaar was voor het boek van Van Egmond.]