Politiek
February 28, 2022

Integer Limburg

Vorig jaar deden Ernst ten Heuvelhof en ik een integriteitsonderzoek in opdracht van de provincie Limburg. Achteraf gezien was het onderzoek zelf ook een mooie casus geweest. Het is goed om deze casus voor de historie te bewaren. Vandaar dit blog.

Wij waren gevraagd onderzoek te doen in de casus van oud-gedeputeerde Vrehen. Het resultaat van het onderzoek is hier te vinden. Wij concludeerden dat geen belangenverstrengeling kon worden vastgesteld, maar dat er zonder meer sprake was van de schijn van belangenverstrengeling (één oud-gedeputeerde kreeg via 15 BV’s, stichtingen en andere organisaties opdrachten en subsidies van de provincie Limburg). Maar bovenal concludeerden wij dat de cultuur binnen het provinciehuis vooral door ‘wegkijken’ werd getypeerd. Alles in de casus-Vrehen was binnen het provinciehuis al jaren bekend, maar men ondernam geen actie. Vandaar die titel van het rapport; “Wegkijken als cultuur”.

Wat kwamen wij tijdens het doen van het onderzoek tegen. Het verslag is chronologisch en puntsgewijs:

  • Op 22 maart 2021 bericht de NRC dat de Limburgse oud-gedeputeerde Vrehen tonnen subsidies naar zijn eigen bv’s had “weggesluisd”. Al snel komen in het artikel drie (oud-)gedeputeerden van CDA-huize in beeld: de heren Van der Broeck, Koopmans en Mackus. In het artikel ligt de suggestie besloten dat het drietal bij het “doorsluizen van subsidies” is betrokken. Het artikel vormt aanleiding voor de commissaris van de Koning voor een integriteitsmelding, conform de vigerende regels.
  • Ergens in mei 2021 word ik gevraagd door Lenny Vulperhorst van het bureau AEF om samen met hem het integriteitsonderzoek te doen naar de rol van het bestuur van de provincie Limburg in de casus-Vrehen. Ik stem toe. Na enige weken wordt de rol van Lenny Vulperhorst overgenomen door Ernst ten Heuvelhof. Ernst is een oud-collega uit de bestuurskunde en is al vele tientallen jaren een goede vriend van mij. Dat laatste speelt toevalligerwijs bij de opdrachtverlening geen rol, omdat Vulperhorst hem aandraagt als mede-onderzoeker.
  • Het oogmerk van het onderzoek is om alle voor een integriteitsoordeel relevante feiten boven tafel te krijgen, zonder dat van ons zelf een integriteitsoordeel wordt verwacht. Het wordt ons zelfs verboden. Het oordeel behoort toe aan de Provinciale Staten. Met dit uitgangspunt zijn wij het geheel eens. Met name omdat de vraag of iemand ‘integer’ heeft gehandeld, altijd een normatief en geen wetenschappelijk oordeel vergt.
  • Na korte tijd vraagt de provincie het onderzoek te beperken tot de drie CDA-gedeputeerden, genoemd in het artikel in de NRC waarmee de hele zaak aan het rollen komt. Het zijn de gedeputeerden die reeds zijn reeds vertrokken. Het voelt niet goed. Het beperkt ons te zeer in ons onderzoek. Wij stellen ons de vraag: wat te doen als er feiten boven tafel komen over oud-commissaris van de koning Bovens of over andere gedeputeerden of over ambtenaren. We hebben het gevoel dat de provincie de veiligste weg kiest, door het onderzoek alleen te richten op drie gedeputeerden die al zijn vertrokken. We besluiten om onze opdracht terug te geven.
  • De waarnemend commissaris van de koning, Johan Remkes en de griffier van de provinciale Staten, Alexander Pregled betreuren ons besluit. Er volgt een laatste overleg waarin we alsnog de ruimte krijgen om naar de gehele provincie (bestuur en ambtelijk apparaat) onderzoek te doen. Het onderzoek richt zich niet meer uitsluitend op de drie genoemde gedeputeerden, maar “met name” op de drie genoemde gedeputeerden. Voor alle betrokkenen is duidelijk dat we de vrijheid hebben om provincie-breed onderzoek te doen. Helaas verzuimen Remkes en Pregled van deze verandering van de opdracht de Provinciale Staten op de hoogte te brengen.
  • Het traject van opdrachtverlening verloopt verder zonder problemen. Wel valt het op dat de offerte binnen de € 50.000 moet blijven, terwijl mondeling wordt aangegeven dat het geen enkel probleem is als we uiteindelijk meer dan € 50.000 factureren. We factureren in oktober conform de offerte: € 49.500, ex. BTW.
  • Bij de opdrachtverlening wordt afgesproken dat we bij het onderzoek ondersteuning krijgen vanuit de provincie. Iemand gaat onafhankelijk verslagen maken van de gesprekken. Deze gesprekken worden in alle gevallen door ons gecorrigeerd en door de respondenten geautoriseerd. Daarnaast helpt een ambtenaar van de griffie ons met het uitnodigen van respondenten. Tot mijn verrassing wordt de goede man aanvankelijk als “secretaris” van de commissie aangeduid. Ik maak hem duidelijk dat daarvan bij een onafhankelijk integriteitsonderzoek natuurlijk geen sprake kan zijn.
  • In juli beginnen we met ons onderzoek. De eerste zeven respondenten die wij gezamenlijk spreken in het provinciehuis, blijken allemaal vooraf een gesprek te hebben gehad met de provincie-directeur. Later begrijpen we dat de provincie-directeur  bang is geweest dat de ambtenaren niet mee willen doen. Nog later begrijpen we dat hij op verzoek van de commissaris van de koning onze (eerste) respondenten vooraf heeft gesproken. Ons vallen twee dingen op. Ten eerste is iedereen binnen het provinciehuis gedurende het hele onderzoek zeer bereidwillig om aan het onderzoek mee te doen. Dus achteraf blijkt dat bemoediging door de provincie-directeur helemaal niet nodig is geweest. Ten tweede geven de zeven genoemde respondenten allemaal exact dezelfde antwoorden, met als centraal thema “er is niets aan de hand”. Het heeft er alle schijn van dat deze eerste zeven gesprekken vooraf zijn geregisseerd door de provincie-directeur.
  • De genoemde zeven respondenten gaan overigens vooraf en na afloop van hun gesprek met ons, langs bij onze facilitator (de man die eerder “secretaris” werd genoemd). Voor een briefing en een debriefing. Dat is merkbaar. Zo worden in gesprek t+2 uitspraken uit gesprek t rechtgezet, zonder dat wij ernaar vragen. Blijkbaar wordt er binnen het provinciehuis besproken wat er bij ons is gezegd en wat bij ons niet gezegd had mogen worden.
  • Alle gesprekken die we na deze moeizame start voeren worden niet geregisseerd, mede omdat het provinciehuis inmiddels vanwege corona en vanwege overstromingen is gesloten. Ambtenaren op zolderkamers blijken veel spraakzamer. We hebben soms het gevoel dat respondenten ‘leeg lopen’. Ze grijpen de kans aan om eindelijk eens te vertellen wat er aan de hand is. Als wij de vraag stellen waarom ze dit niet eerder hebben aangekaart bij hun superieuren, antwoorden ze dat de hiërarchie heel strak is binnen het provinciehuis. Sommigen spreken van een angstcultuur.
  • Het gesprek met de provincie-directeur, één van de laatste gesprekken van het onderzoek wordt gevoerd door mijn collega. Ik vertelt me later dat de provincie-directeur niet gelukkig is met onze conclusie dat te veel mensen binnen het provinciehuis “wegkijken”.
  • Een paar dagen later stuur ik het concept-rapport conform afspraak aan de provincie-directeur. Ik wijs hem er op dat het concept-rapport niet mag worden gedeeld met anderen. De volgende dag blijkt dat het concept-rapport in het gehele Managementteam van de provincie is gedeeld en besproken.
  • Na dit overleg binnen het Managementteam belt de provincie-directeur eerst mij, maar bij geen gehoor, mijn collega. Hij geeft andermaal door dat de titel van het rapport onwenselijk is, evenals de laatste, zesde conclusie over de wegkijkende cultuur. De volgende dag stuurt hij me een mail waarin hij me formeel verzoekt (“wij verzoeken u”) om de zesde conclusie te schrappen en voor een andere titel te kiezen. Ik antwoord hem per mail dat alleen al dat verzoek ons het onmogelijk maakt om de tekst op dit punt nog te wijzigen. En dat ik het zeer onjuist vind dat de opdrachtgever een dergelijk verzoek doet bij een integriteitsonderzoek.
  • Intussen passen wij het rapport aan op basis van suggesties over feitelijke onjuistheden van de drie gedeputeerden, de heer Vrehen en de provincie-directeur. Wij gaan vanzelfsprekend niet in op het verzoek van de provincie-directeur tot wijziging van conclusies en titel. We voegen vanwege zijn interventie nog wel een paar kwalificaties toe aan de conclusies in de sfeer van “onoplettend”, “slordig” en “naïef”.
  • Intussen spreek ik telefonisch de Commissaris van de Koning Johan Remkes, die me meldt dat we het rapport pas publiek kunnen maken als het is besproken in de integriteitscommissie van de Staten. Ik grijp het gesprek aan om mijn ongenoegen ten uiten over de druk vanuit de provincie om het rapport aan te passen. Ik hoor hem zuchten en weet dat hij op het punt staat om informateur te worden. Hij probeert het gebeurde af te zwakken, zonder te weten wat er is gebeurd. Hij vraagt naar de exacte bewoordingen in de mail van de provincie-directeur. Nadat ik die heb voorgelezen volgt er nog meer gemompel. Heeft hier iemand inmiddels genoeg van zijn invalbeurt?
  • Op 6 oktober 2021 bieden Ernst en ik het eindrapport digitaal aan. We hebben het rapport enkele uren eerder per mail aan Johan Remkes gezonden. Tijdens het digitale gesprek zit Remkes niet met het eindrapport voor zich, maar met het gelekte concept-rapport. Het lukte zijn secretaresse niet om het eindrapport te downloaden uit haar mail. Blijkbaar was het gelekte concept-rapport voor handen.
  • Aanvankelijk is het de bedoeling dat het rapport in een openbare bijeenkomst wordt gepresenteerd, in aanwezigheid van de pers. Remkes meldt me zoals gezegd dat die bijeenkomst (op woensdag) moet worden uitgesteld omdat eerst de Integriteitscommissie van de Provincial Staten over het rapport moet vergaderen (op vrijdag). Op vrijdagmorgen krijgen we het bericht dat de vergadering van de commissie niet doorgaat. Vrijdagavond krijgen we het bericht dat de Commissaris van de Koning het rapport (toch) publiek heeft gemaakt. Nou ja, hij heeft het met een vage brief aan de Provinciale Staten gestuurd. Hoe een gewiekst politicus ook in Limburg begrijpt dat je moeilijke stukken zo stil mogelijk op vrijdag, als alle zaterdagkranten zijn ‘gezakt’, in een envelop moet stoppen. Desalniettemin melden de lokale media dezelfde avond al dat er geen sprake is geweest van belangenverstrengeling, en laten ze het probleem van de schijn van belangenverstrengeling onbesproken.
  • Overigens hebben de lokale media enkele dagen daarvoor het concept-rapport al groot gebracht. Wie voor dit lek verantwoordelijk is, blijft onduidelijk. De vier oud-gedeputeerden, de oud-commissaris van de koning en de provinciedirecteur hebben het concept-rapport van ons ontvangen. We weten alleen dat de provincie-directeur het concept-rapport in zijn MT heeft gedeeld. Later is ons wel verweten dat we het concept-rapport ter inzage hadden moeten leggen. Als een rapport gelekt is, kan je altijd zeggen dat meer voorzichtigheid geboden is geweest. Maar de hele procedure van het ter inzage geven is vooraf met de provincie afgestemd.
  • Intussen voel ik me zeer ongemakkelijk over de druk die vanuit de provincie op ons is uitgeoefend om de conclusies en de titel van het rapport aan te passen. Ik neem me voor om in ieder geval openheid van zaken te geven als iemand er op de persconferentie naar vraagt. Die persconferentie vindt nooit plaats. Maar in Limburg gaat alles snel. De NRC belt op maandag, en stelt de vraag of er druk op ons is uitgeoefend. Ik vertel wat er feitelijk heeft plaatsgevonden (zie boven). De NRC pakt vervolgens groot uit, niet over de inhoud van het rapport, maar over de druk die op ons is uitgeoefend om conclusies en titel aan te passen.
  • Remkes en de provincie-directeur doen later in de week nog een verwoede poging om de schade te herstellen door in de media te melden dat er geen druk is uitgeoefend én dat wij het rapport wel hebben aangepast. Een tamelijk ridicule bewering omdat de combinatie nogal ongeloofwaardig is: onder niet bestaande druk een rapport aanpassen. De waarheid is (zie boven) dat er wel druk op ons is uitgeoefend én dat we het rapport zelfs hebben aangescherpt (de provincie handelde “onoplettend, slordig en naïef”). Vooral de toeging van het woord “naïef” geeft mij enige genoegdoening. Het is een perfect adjectief voor de onnozele actie van de provincie-directeur om ons per mail te verzoeken om de conclusies en de titel van het rapport aan te passen.
  • Een paar dagen later verschijnt in de lokale media het bericht dat oud-gedeputeerde Koopmans voordat hij gedeputeerde werd, met Vrehen heeft samengewerkt in de BV Boswerkt (zie rapport). De lokale media bellen mij meteen met de vraag waarom wij dat niet wisten. Het antwoord is simpel: we hebben niemand onder ede kunnen verhoren, dus als mensen moedwillig zaken achterhouden staan wij machteloos. Koopmans belt me inmiddels boos dat hij het verhaal toch aan mij had verteld. De opname van het gesprek spreekt de bewering van Koopmans tegen. Interessanter is dat de media al twee weken eerder bij de provincie dit nieuwsfeit hebben gecheckt. Niemand bij de provincie bedenkt dat wij daarvan op de hoogte moeten worden gesteld. Ons rapport is op dat moment immers nog niet afgerond.
  • Een paar weken later mag ik het rapport (digitaal) verdedigen voor de integriteitscommissie. Ik krijg de volle laag. De spiegel moet zo snel mogelijk kapot worden getrapt. Het rapport wordt blijkbaar als een persoonlijke aanval ervaren. De commissie lijkt in ieder geval niet in integriteit te zijn geïnteresseerd. Ten eerste krijg ik het verwijt dat wij uitspraken doen over de hele provincie, terwijl we slechts onderzoek zouden naar drie oud-gedeputeerden. Het blijkt dat Remkes en Pregled de commissie nooit hebben verteld dat de opdracht op ons verzoek is geruimd (zie eerder). Ten tweede zou ik in de lokale media hebben gezegd dat het bestuur in Limburg nogal “klef” is en dat ik daarmee, in strijd met de afspraken, een oordeel heb uitgesproken over Limburg. In werkelijkheid heb ik het woord “klef” nooit in mijn mond genomen (later herinner ik me dat ik tegen een journalist heb gezegd dat Limburg nogal “klein” is en dat iedereen daar elkaar kent). Ik antwoordt de commissie dat ik derhalve nooit een integriteitsoordeel over Limburg heb uitgesproken. Overigens is het woord “klef” geen integriteitsoordeel, hoe negatief het wellicht ook klinkt. Ten derde wordt de vraag gesteld of het recente nieuws over Koopmans en Boswerkt niet bewijst dat ons rapport niet deugt. Ik meld dat we dit gegeven graag hadden opgenomen in het rapport, maar dat de rest van het rapport nog geheel overeind staat. Ten vierde wordt ons verweten dat we het rapport niet ter inzage hadden gelegd (met een verbod op kopiëren etc.), maar het rapport voor commentaar hebben opgestuurd aan de drie oud-gedeputeerden, de oud-gouverneur en de provincie-directeur. Ik heb al aangegeven dat deze werkwijze is gekozen in overleg met de provincie en dat de provincie-directeur zelf het rapport heeft gedeeld binnen zijn Managementteam.  
  • Eigenlijk is het heel opvallend dat ons rapport zoveel woede wekt. Het lijkt alsof men vooral wilde worden vrijgepleit en in ieder geval niet bekritiseerd wilde worden. Terwijl wij het oorspronkelijke bericht in de NRC over de casus-Vrehen feitelijk toch enorm hebben genuanceerd. Er was geen kongsie van het CDA. Er was geen belangenverstrengeling. Er was wel de schijn van belangenverstrengeling en er was een cultuur waarin belangenverstrengeling wel kon gedijen omdat velen de neiging hadden om weg te kijken. Een integer provinciebestuur zou een rapport als het onze aangrijpen om de cultuur te verbeteren. In Limburg krijgt de boodschapper de volle laag.
  • Begin oktober wordt het rapport aangeboden. De factuur volgt enkele dagen later. De factuur wordt pas 4,5 maand later betaald. Uiteindelijk nadat met een incasso-advocaat is gedreigd. Waarom er niet eerder wordt betaald blijft tot het einde onduidelijk. We zouden het rapport hebben gelekt (hetgeen onzin is). We kunnen alleen vaststellen dat de provincie-directeur het rapport heeft gedeeld in zijn Managementberaad en dat de drie oud-gedeputeerden en oud-Commissaris van de Koning, Theo Bovens, het concept-rapport hebben gelezen. We zouden de provincie “klef” hebben genoemd (hetgeen onzin is, zie boven). Aan ons verzoek om de bezwaren op papier te zetten, wordt nimmer voldaan. Men weigert lange tijd gewoon pertinent om te betalen.
  • Waarom? Omdat in het rapport netjes en zorgvuldig wordt weergegeven wat er was gebeurd? Omdat in het rapport al die geautoriseerde gespreksverslagen staan met al die medewerkers die ook een boeiend inkijkje geven in de Limburgse cultuur? We zullen het nooit weten. Misschien heeft wel een zuinige ambtenaar gezegd dat het zonde was om zoveel geld te betalen voor een rapport dat al maanden onder in een diepe la was verdwenen. En die ambtenaar zou wel eens pijnlijk gelijk kunnen hebben gehad.