Muziek
January 12, 2016

Loopgek of fagotverliefd

Ik had drie hobby’s. Schrijven, hardlopen en fagotspelen. In deze volgorde. Ik heb drie hobby’s. Fagotspelen, schrijven en hardlopen. Ja, de volgorde is veranderd. Maar hoeveel is er eigenlijk echt veranderd?

Vroeger liep ik 5 keer per week. In mijn topweken 8 uur in totaal. Intervaltrainingen en lange duurlopen. En nog een dubbele spinning ertussendoor. Allemaal om voorbereid te zijn op de volgende marathon. Rotterdam, Berlijn, New York. Of nog liever: de volgende ultraloop. De Zestig van Texel, de K78 in Davos.

Tegenwoordig studeer ik elke dag fagot. Meer dan een uur . Want volgens mijn leraar Ronald kan je het met één uur per dag alleen maar ‘bijhouden’. Het echte studeren begint daarna. Met orkestrepetities en concerten kom ik zeker weer aan 8 uur per week. En wat zo aangenaam is: ik doe eigenlijk nog steeds hetzelfde.

Fagot spelen heeft veel met muzikaliteit te maken, met aanleg, maar ook onwaarschijnlijk veel met uithoudingsvermogen. Het klinkt plat, maar ik kan er niks anders van maken. Die mond en die vingers moeten worden getraind. Hoe vaker je studeert, hoe eenvoudiger het wordt. Hoge noten? Gewoon veel studeren! Zachtjes aanzetten? Gewoon veel studeren! Veel uren maken. Een marathon lopen? Gewoon veel uren maken! Kunnen versnellen? Gewoon veel uren maken! Die embouchure gedraagt zich net als je voeten. Pijnlijk simpel, pijnlijk platvloers. Je wordt een betere fagottist door veel uren te maken. Een goede  fagottist word je alleen als je al die uren maakt, én aanleg hebt.

En net als bij het lopen gaat het bij de fagot niet alleen om de duur , maar vooral om de kwaliteit van de training. Alleen maar eindeloos duurlopen heeft weinig zin. Het gaat om de variatie. Om een combinatie van intervaltrainingen, snelheidstrainingen, fartlek en duurlopen. En krachttraining en spinning. En wanneer word je een betere fagottist? Als je heel exact en geconcentreerd studeert. Niet een beetje blazen, maar precies weten waar de fouten zitten en waar je je kan verbeteren. Dus precies hetzelfde. Alleen de hartslagmeter ontbreekt.

Er zijn ook op een ander niveau grote gelijkenissen tussen hardlopen en fagotspelen. Als je de straat op gaat, voel je binnen drie passen of het een goede training wordt. De voeten zijn soepel, ze zijn bereid je vandaag een mooie dag te bezorgen. Hoe vergelijkbaar is het met de fagot. Je maakt je riet nat, je kraait op het riet, je zet het op je Es en je blaast. Gatver, wat een vreselijke klank! Of: Ooh, wat heerlijk! En als een uur fagot blazen begint met ‘Gatver’, dan wordt het een zwaar uur. En als het begint met ‘Ooh’, dan kan de dag niet meer stuk. Ja, net zoals met die eerste stappen op straat.

Nog erger: hardlopen en fagotspelen, beide zijn verslavend. Als je maar vaak genoeg traint voor een marathon: op een gegeven moment wil je niets anders meer. Je wilt wel elke dag trainen, en je wilt wel elke maand een marathon lopen. De indeling van elke dag staat in het teken van het trainen. Alles moet ervoor wijken. Ja, hetzelfde begin ik bij mijn lieve fagot, mijn fantastische Heckel, te ervaren. Ik moet hem elke dag even aanraken, elke dag even voelen, elke dag vooral even horen. De klank van de middel-F. Die losse klank, alsof hij los in zijn trainingsbroekje hangt. Er is wel een klein verschil. Als je elke dag zou willen hardlopen, gaat er iets kapot. Je moet wekelijks echt een rustdag inlassen. Mijn Heckel houdt niet van rustdagen. Ik hoor het, ik voel het als ik een dag niet heb gespeeld.

Bij verslaving hoort ook ‘te ver’ gaan. Bij verslaving horen blessures. Hoeveel hardlopers zijn niet geblesseerd. En hoeveel fysiotherapeuten zijn er niet nodig om musici steeds weer op te lappen. Op dit moment heb ik last van mijn rechterteen bij het hardlopen en van mijn linker elleboog bij het fagotspelen. En van beide, van hardlopen en van muziek maken, gaat mijn rug vastzitten.

Tot slot: de marathon en het concert. Veel amateurs zijn kapot na één marathon. De voorbereiding voor de volgende marathon vergt minimaal een half jaar. De gelijkenis met amateurmusici is treffend. Die geven in de regel ook maar een paar concerten per jaar. En hebben de tussentijd nodig om een volgend programma in te studeren. Inderdaad, beroepsmusici geven veel vaker concerten. Maar ultralopers lopen ook met gemak elke week een marathon, als het moet als training.

Ja, eigenlijk is het verbluffend, al die overeenkomsten. Er resteert een boeiende vraag: is het mogelijk om zowel verslaafd te zijn aan het fagotspelen als aan het hardlopen? Of moet je echt een keuze maken? Of ligt het in mijn karakter besloten dat ik die keuze moet maken? Zoals het ook in mijn karakter ligt besloten om dan meteen weer verslaafd te worden. Van ‘loopgek’ naar ‘fagotverliefd’.