Politiek
April 7, 2018

Memoires van Jacques Wallage beste in zijn soort #PvdA

Jacques Wallage heeft een mooi boek geschreven, Het land achter de heuvels. Je kan ook zeggen: zijn memoires. Het is goed geschreven, het geeft een uitstekend beeld van de tijd en het geeft een heel goed beeld van de Jacques zelf. Of zoals hij zelf vaak schrijft: van Sjakie.

Jacques Wallage was voor mij heel lang een naam. Pas veel later zou ik hem persoonlijk ontmoeten. En die naam Jacques was voor mij onverbrekelijk verbonden met Max. Max van den Berg. Toen ik in 1970 in Groningen kwam studeren, hadden zij de macht al bijna geheel overgenomen in de plaatselijke PvdA. Ook mijn partij. Ik kwam daar weinig omdat ik me in geheel niet uitgenodigd voelde door Jacques en Max. Zij deelden de lakens uit en waren niet van plan die lakens snel uit handen te geven. Max was al wethouder, Jacques zou het twee jaar later worden. Roemruchte tijden, die veel goeds hebben gebracht voor Groningen. Maar de bende van Max en Jacques maakte ook duidelijk hoe kwetsbaar democratie kan zijn. Vele oude sociaal-democraten werden het stadhuis uitgejaagd of zelfs naar Sliedrecht verbannen, zoals PvdA-wethouder Wim Hendriks overkwam. Hij mocht de rest van zijn werkzame leven burgemeester spelen in een dorp aan de Merwede. In ieder geval weerhield de geharnaste, quasi-revolutionaire sfeer van het duo Max en Jacques me ervan om me nog actief met die partij te bemoeien. Later bleken Jacques en Max overigens allebei aardige mannen te zijn.

Max werd met veel kabaal voorzitter van de partij. Jacques werd gewoon Kamerlid. Maar zijn ster zou ook in Den Haag gaan stijgen, zij het veel langzamer dan in Groningen. In het derde kabinet Lubbers werd Jacques eerst staatssecretaris van Onderwijs en later nog een jaartje van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In die laatste hoedanigheid kwam ik hem een paar maal tegen als lid van een beraadsgroep en van een commissie, die hem moesten helpen met het verder ontwikkelen van zijn beleid. In 1994 was Jacques plotseling de tweede man van de partij en werd hij fractievoorzitter tijdens het eerste paarse kabinet. Voordat hij minister kon worden in het tweede paarse kabinet vertrok hij weer naar Groningen om daar burgemeester te worden. Na zijn burgemeesterschap was hij nog een aantal jaren voorzitter van de Raad voor het Openbaar Bestuur en viel daar op met allerlei heftige pleidooien voor meer democratie, meer burgers en minder politici.

Het is boeiend om deze lange carrière van binnenuit te lezen. Het valt op dat Wallage veel meer last heeft gehad van zijn joodse verleden dan naar buiten voor mij zichtbaar was. Een typische tweede-generatie-slachtoffer. Met twee ouders die heel beschadigd uit de oorlog waren gekomen. Een onzekere man ook, die burgemeester van Groningen werd omdat hij zich zeer gevleid voelde door alle druk die vanuit Groningen op hem werd uitgeoefend en omdat hij de strijd om de opvolging van Kok zelf niet aandurfde. Die eerlijkheid van Wallage in zijn boek, neemt je voor hem in.

Toch schuurt er iets met die eerlijkheid. Want heb ik het nu helemaal misgehad in Groningen? Waren al die machinaties van Max en Jacques achteraf gezien alleen maar roddels? En hoe word je zo maar tweede man van de PvdA, een partij die toch niet bekend staat om zijn gebrek aan carrièreliefhebbers? In het boek krijg je soms medelijden met een man die liever kleine Sjakie was gebleven. Maar hij zal toch ook zelf wel eens een stapje hebben gezet, waar anderen altijd met messen in de weer waren?

Helder is Wallage in ieder geval in de weergave van zijn politieke opvattingen. En hoe die verschoven zijn. Ook wie deze memoires niet heeft gelezen weet dat Wallage zich steeds meer zorgen is gaan maken over de democratie. En steeds meer heil is gaan verwachten van andere vormen van democratie dan de representatieve. In dat opzicht is het boeiend dat hij het WBS-rapportje De verplaatsing van de politiek, waarvan ik één van de auteurs was, nog eens aanhaalt. Zo schrijft hij op pag. 248: “opgeslokt door de actuele politiek hielden dergelijke fundamentele verschuivingen ons onvoldoende bezig.” Die indruk kregen we al toen we het rapport aan hem aanboden. Ik herinner me nog goed dat ik Jacques even later op weg naar de parkeergarage nog even tegenkwam. Hij keek me kameraadschappelijk aan en zei: “te veel D66”. Hij kon eigenlijk niet geloven dat ik als echte sociaal-democraat niet meer voor de overheid, voor de politieke partijen en voor de publieke zaak zou kiezen. Overigens waren die andere schrijvers ook sociaal-democraat.

Het grappige is dat Jacques dat rapport achterna is gegaan, richting D66. En dat ik zo’n rapport nu nooit meer zou schrijven. Het werken aan het WRR-rapport Het borgen van publiek belang heeft me daarbij veel geholpen. Dat laatste rapport was vooral een aanklacht tegen de onzinnigheid van vele privatiseringsoperaties, waarbij het publieke belang vaak geheel uit beeld was geraakt. De WRR stelde dat juist eerst het publieke belang zou moeten worden gedefinieerd, om vervolgens de organisatievorm daarop aan te passen. Terwijl Jacques steeds meer zou overhellen naar een grotere zeggenschap voor burgers, ging ik de onmisbaarheid van een overheid voor het behartigen van collectieve belangen sterker benadrukken. We zijn elkaar ergens tussen De verplaatsing en 2018 gepasseerd.

Overigens is die ontwikkeling van Jacques Wallage minder vreemd. Hij heeft zijn hele leven doorgebracht tussen politici die dachten dat in Den Haag de hele samenleving wordt bestuurd. En als burgemeester, als lokale politicus, is hij steeds meer gaan zien dat dat vanzelfsprekend onzin is. Lokale bestuurders hebben nu eenmaal vaak een realistischer beeld van beleid en samenleving dan de politici in Den Haag. Terecht is Wallage zich in Groningen meermalen gaan afvragen: “kunnen burgers en bedrijven, maatschappelijke instellingen dit niet zelf?”

En vanuit die kennis en ervaring is hij zich gaan ergeren aan Den Haag. Zo schreef hij op een kladje bij de kabinetsformatie van 2010, toen hij zelf informateur was: “Het systeem is doodziek, maar de hoofdpersonen voelen zich kiplekker”. Ik vind het overdreven en overtrokken, maar ik begrijp hem wel. Het lijkt alsof hij zijn eigen habitus langzaam is gaan haten. Hij is gaandeweg van de politiek ‘vervreemd’, om een woord te gebruiken dat Jacques zelf graag gebruikt. En hij gebruikt vervolgens soms veel te grote woorden.

Wallage is ook somber. Hij maakt zich veel zorgen over populisme. Over Trump, over Wilders, over Le Pen. En hij laat zich niet het recht ontnemen ‘om de oorlog erbij te halen’. Hij ziet veel parallellen met de eerste helft van de vorige eeuw. En iemand met zijn achtergrond heeft het recht daarop te wijzen.

[zie ook: “Waarom neuzelen sociaal-democraten over burgerkracht” op deze site]