Zeilen
December 1, 2018

Nieuwe vrouw, nieuwe boot

Soms neemt het leven een volstrekt onverwachte wending. Vroeger had ik veel gezeild. Maar het Waarschip 730 was uiteindelijk van de hand gedaan. Het is al zo lang geleden dat ik de redenen niet meer goed kan achterhalen. Toch knaagde het al die jaren. En heimelijk droomde ik altijd van een nieuwe boot. Nee, ik droomde niet van een nieuwe boot, ik droomde van een Noordkaper. Soms zag ik er één in de jachthaven liggen, vlak bij mijn huis. Dan stond ik een tijdje in stilte te kijken. Soms sprak ik thuis over mijn droom, maar altijd zonder succes.

En toen was er die onverwachte wending in mijn leven. Iets met een nieuwe vrouw. Die vertelde dat ze in haar jeugd wel eens een weekje had gezeild. En hoewel dat weekje erg kort was en erg lang geleden, en mijn toekomst met haar nog erg onzeker, begon ik alles over Noordkapers te lezen wat er op het internet te vinden was. Ik had mijn keuze snel gemaakt: het moest een Noordkaper 31 cabin worden. Polyester. Modern getuigd. Tijdens een lang weekend op Terschelling kwamen we in de jachthaven bij toeval een Noordkaper 28 tegen. Nieuwe vrouw vroeg op haar heldere wijze: “Vind je dit niet groot genoeg”, nadat we even samen in de kajuit waren genood. Ze had gelijk. Nog meer dan dat: die 28 is qua lijn eigenlijk nog mooier dan de 31 (geen ruzie graag).

Ik zocht contact met Chiel en we maakten een proefvaart. Maar kon nieuwe vrouw wel zeilen? En hoe zou de relatie zich houden in een volle sluis met veel wind? We brachten samen nog een weekend door op een Dehler 28 (vreselijk, sssttt). Veel wind en veel regen, en het broze geheel hield stand. Twee weken laten zaten we in Harlingen bij Chiel. En was ik aan het einde van middag eigenaar van een nog te bouwen boot. Nieuwe vrouw was niet terughoudend geweest met het formuleren van haar wensen. Een week later was ik lid van de Noordkapervereniging. Niet dat ik al een boot had, maar ik had wel naam (Noordlicht) en dat was blijkbaar voldoende om lid te mogen worden. Een maand later hadden we een plek bij Pieter Bouwe in Gaastmeer. Het volgende jaar zou blijken dat we daar niet de enige Noordkaper zijn.

Er werden grote plannen gesmeed. Het eerste jaar alle oude plekjes in Friesland herbeleven. Het tweede jaar het IJsselmeer en het derde jaar de Waddenzee. Vooral omdat nieuwe vrouw nog moet leren om solo-zeilend een drenkeling uit het water te vissen. Maar die grote plannen werden maar ten dele uitgevoerd. Ja, Friesland werd in het eerste en in het tweede jaar eindeloos doorkruist. Van Staveren tot voorbij Dokkum en weer terug. Ik volgde zelfs een cursus Varen op de Wadden, waarvan ik vooral overhield dat het zeilen daar erg ongewis is. Ongetwijfeld is die conclusie onjuist, maar ze heeft zich wel in mijn geheugen vastgezet. Ook het IJsselmeer hebben we nog niet overgestoken. Omdat Friesland zo ongelofelijk mooi is. En omdat nieuwe vrouw, nog amper aan het roer heeft gezeten. Die drenkeling wordt nog steeds niet opgevist.

Zo eindigde onze tweede zomer op een prachtige najaarsdag. De laatste zon had een grote aantrekkingskracht op nieuwe vrouw. Ik bood haar aan om zelf de zeilen te heisen. Op de stuurautomaat. Voordat de motor uit was en de zeilen zacht bolden, had nieuwe vrouw zich met veel kussens al een goede plek verworven. Laverend over de Fluessen werden de kussens regelmatig versleept, maar het zon-aanbidden vond geen einde meer. Zou ze nog ooit leren zeilen? Of moet ik me erop voorbereiden dat we nooit ‘buitengaats’ gaan en altijd op de Friese meren blijven varen? Wat is daar eigenlijk op tegen?

[Geschreven voor Krill, blad van de Noorkapervereniging, nummer 21, jaargang 9, december 2018]