Politiek
May 31, 2013

Politici verdienen wachtgeld (Trouw, Radio 1)

Minister Ronald Plasterk beëindigt de wachtgeldregeling voor raadsleden per 1 juli. Raadsleden krijgen geen wachtgeld meer als ze na de volgende verkiezingen niet meer worden gekozen. Zijn argument is helder en op het eerste gezicht overtuigend: het lidmaatschap van de raad is een nevenfunctie. En waarom zou je nog betaald moeten worden voor een nevenfunctie uit het verleden, terwijl je goed kan leven van je echte baan? Veel gemeenten hadden de wachtgeldregeling voor raadsleden al eerder afgeschaft. Van een forse beleidswijziging is dan ook geen sprake.

Toch bekruipt me bij dit besluit een onaangenaam gevoel. De stap van wachtgeldregeling naar ‘zakkenvullers’ is in de beleving van veel mensen een kleine, hoe onterecht ook. De media schrijven gretig over politieke ambtsdragers die ‘veel geld meekrijgen’ na een mislukte politieke carrière. Soms lijkt het alsof iedereen die met ‘wachtgeld weggaat’ al een ‘exces’ is. Publieke opinie en populisme liggen hier niet ver van elkaar.

Laat duidelijk zijn: dat zijn niet de argumenten van Plasterk. Maar hij distantieert zich ook niet nadrukkelijk van de publieke opinie. Dat is wel nodig. Het wordt tijd voor een pleidooi vóór wachtgeld voor politieke ambtsdragers, en vooral voor een pleidooi voor de lokale politiek. Voor wethouders en raadsleden. (Dezelfde argumenten die ik daarvoor hieronder geef, gelden trouwens voor leden van Gedeputeerde en Provinciale Staten en de meeste ook voor ministers en Kamerleden.)

Wethouders

Ik start met de wethouders. Gewezen wethouders krijgen een wachtgeldregeling gedurende eenzelfde periode als ze hun functie hebben vervuld, met een minimum van twee jaar en een maximum van drie jaar en twee maanden. Wethouders die minder dan drie maanden in functie zijn geweest, krijgen zes maanden wachtgeld. Het wachtgeld is in het eerste jaar 80 procent en in het tweede jaar 70 procent van het laatst genoten salaris. Wie bij aftreden ouder is dan 55 jaar en meer dan tien jaar wethouder is geweest, krijgt wachtgeld tot zijn pensioen. Alle inkomsten uit reguliere banen of nevenfuncties worden gekort op het wachtgeld. Je wordt geacht actief uit te kijken naar ander werk en naar andere inkomsten.

Het is volstrekt logisch dat een wethouder recht heeft op wachtgeld, zoals een normaal mens recht heeft op WW. Oké, er is één belangrijk verschil. Een wethouder krijgt ook wachtgeld als hij zelf ontslag neemt. Maar daarvoor zijn goede redenen.

Ten eerste waarderen we het in de politiek als mensen de eer aan zichzelf houden en er blijk van geven dat een ander beter het stokje kan overnemen. We zijn zelfs vol lof als een bestuurder zijn verantwoordelijkheid neemt voor een ambtelijke fout, ook als hemzelf geen enkele blaam treft. Moet een wethouder die zo integer omgaat met zijn formele verantwoordelijkheid, meteen de bijstand in als hij zijn consequenties trekt?

Ten tweede is het wethouderschap maar zelden een mooie stap in je carrière. Beter gezegd: het is vaak een zijpad waar je carrière niet veel beter van wordt. De meesten worden ook geen wethouder om daarmee een mooie carrière af te dwingen, ze worden vooral wethouder om de publieke zaak te dienen. En omdat ze ongetwijfeld worden gegrepen door ‘de politiek’. Mag je dan niet nog een tijdje wachtgeld hebben als je je weer moet oriënteren op je oude werkkring, als daar ooit nog een baan te vinden is?
Ten derde: actief zijn in de lokale politiek is een lovenswaardige vorm van burgerschap. Laten we het simpel houden: in mijn ideale samenleving is er een overheid. En in mijn ideale overheid delen burgers de lakens uit en houden andere burgers toezicht. Om de democratie in stand te houden heb je dus burgers nodig die bereid zijn om hun tijd en vaak hun carrière op te offeren aan de publieke zaak. Er is niets op tegen om mensen voor die houding te belonen.

Raadsleden

Natuurlijk, voor raadsleden gelden deze argumenten veel minder. Het lidmaatschap van een gemeenteraad is geen baan en er zijn ook goede redenen om het niet als een baan te gaan zien. Het is goed als raadsleden horen wat er in de samenleving leeft en draaien niet alleen rondjes in het stadhuis. Daarom is het goed dat ze een gewone baan hebben naast hun raadslidmaatschap. En: hoe meer je het raadslidmaatschap honoreert als een echte baan, hoe meer het zich ontwikkelt tot een echte baan. Dan wordt het onbereikbaarder voor iemand die het naast zijn werk erbij wil doen.

Daar staat wel wat tegenover. Het raadslidmaatschap vraagt vooral in grote steden erg veel energie en tijd. Er gaan miljarden in het bestuur om; het toezicht moet professioneel worden uitgevoerd. Dat doe je niet in een paar avonden per week. En wie de helft van zijn tijd kwijt is aan een raadslidmaatschap, zo niet meer, kan het maken van een carrière wel vergeten. Na afloop van je raadsperiode, kom je dan ook vaak met achterstand terug op de arbeidsmarkt. Stel dat je acht jaar keihard hebt gewerkt aan de lokale democratie, mag je dan niet even de tijd krijgen om je normale werk weer op te pakken voordat je meteen een inkomensval maakt?
En ook hier, of misschien wel juist hier: raadslid worden is een vorm van burgerschap. Wie doet het hen na?

Sociale media

Lokale politici verdienen dus een solide wachtgeldregeling, óók de raadsleden. Het argument dat het slechts om een nevenfunctie gaat overtuigt me uiteindelijk niet. Het gaat hier tenslotte om degenen die de democratie niet alleen bemensen, maar ook mogelijk maken.
Hoe anders is het beeld dat de social media ons bieden. Wie bij Google zoekt naar ‘graaiers’ en ‘wachtgeld’ stuit op meer dan 20.000 hits. Wachtgeld is zo ongeveer identiek aan graaien uit de publieke middelen.

- De gemeente Delfzijl betaalt de huidige raadsperiode 4,7 ton aan wachtgeld! (Hoeveel WW ontvangen de ontslagen werknemers van uw bedrijf?).

- Een opgestapte wethouder van Nieuwegein wordt een jaar later wethouder in Amersfoort en zou ‘om die reden’ zijn wachtgeld moeten terugbetalen. (Zou er nog ooit een werkloze aan het werk gaan, als hij de inmiddels genoten WW en bijstand moet terugbetalen?)

- Een wethouder van Zwolle heeft na twee jaar nog geen nieuwe baan, waarover al weer schande wordt gesproken. (Zijn we weer helemaal terug in de tijd dat werkloosheid een kwestie is van ‘eigen schuld’?)

- Een wethouder van Utrecht weet het wachtgeld te beperken tot twee maanden, en wordt door haar eigen partijleider teruggefloten en ziet uiteindelijk af van 14.000 euro. (Waarom spreken we bij WW over 70 procent van het laatst genoten inkomen en gaat het bij wachtgeld altijd over het cumulatieve bedrag?)

- Om het beeld compleet te maken: Aleid Wolfson ziet op voorhand af van wachtgeld, als hij zijn afscheid als burgemeester van Utrecht bekend maakt. Ja, inderdaad nobel. Maar hij versterkt daarmee helaas het beeld dat wachtgeld er alleen is voor ‘graaiers’ en ‘profiteurs’.

Wachtgeld = graaier. Het is een naar sentiment. Dat blijkt ook uit iets anders: in de sociale media vind je geen enkel onderscheid tussen aan de ene kant ziekenhuisdirecteuren, directeuren van woningcorporaties, Balkenende-normen, excessen en misbruik, en aan de andere kant gewone brave politici die een normale werkloosheidsuitkering krijgen in de vorm van wachtgeld. Ja, het zijn vaak onderbuikgevoelens van mensen die zich op een of andere manier misdeeld voelen. Daarvoor bestaat een woord: populisme.

Kwaliteitsmedia

Dat sentiment beperkt zich niet tot de sociale media, je komt het ook in toenemende mate tegen in kwaliteitskranten en kwaliteitsprogramma’s op tv. Ook zij lijken het zakkenvullers-argument tegenwoordig salonfähig te maken. Elk vermeend misbruik van de wachtgeldregeling krijgt buitensporige aandacht, terwijl over het reilen en zeilen van gemeenteraden nog maar nauwelijks wordt bericht.

Ook in de kwaliteitsmedia lijkt het gebruikmaken van de wachtgeldregeling op zich al vaak verdacht te zijn. Natuurlijk, als de WW wordt versoberd, moet ook het wachtgeld worden versoberd. En het is terecht dat elk geval van misbruik aan de kaak wordt gesteld. Juist om de democratie te versterken. Maar wie alleen maar aandacht heeft voor wachtgeldregelingen, voedt het populistische idee van politici als zakkenvullers.

Vandaar mijn onaangename gevoel. We zien het populisme al tijden woeden in de sociale media, de kwaliteitsmedia doen er inmiddels aan mee en nu komt zelfs het kabinet tegemoet aan dat populistische gevoel, in plaats van zich daartegen af te zetten.

Die kant moeten we niet op. Waarom hebben we niet veel meer oog voor de kwetsbare positie waarin wethouders en raadsleden verkeren? Voor het gescheld via sociale media of voor de reële bedreigingen die aan hun adres worden geuit? Waarom hebben we niet veel meer oog voor de kwaliteit van raadsleden en wethouders? Te meer daar een dalend aanzien van plaatselijke politici onherroepelijk leidt tot een tanende kwaliteit. Waarom spreken we niet meer over de mogelijkheden om hen beter te laten functioneren? Dat zijn de echte thema’s waarover we het zouden moeten hebben.

Daarom is het zo verkeerd om mee te gaan in het idee van graaiers en zakkenvullers. En zou het juist goed zijn om raadsleden eerder te veel dan te weinig te belonen. En om het lidmaatschap van de raad juist met een goede wachtgeldregeling interessanter te maken. Want het echte probleem is niet het teveel aan wachtgeld, maar het gebrek aan kwaliteit van veel raadsleden. Er zijn domweg te weinig mensen die hun tijd nog willen besteden aan het raadswerk. En dan is een afnemende kwaliteit helaas onvermijdelijk.

Natuurlijk, ook ik weet dat het afschaffen van de wachtgeldregeling voor raadsleden vooral een symbolisch gebaar is. Maar het is zo jammer dat het zo bevestigend is. Het bevestigt een populistisch beeld over politici, en het draagt eraan bij dat het aanzien van de gemeenteraden afneemt, terwijl het tegenovergestelde nodig is om meer goede kandidaten te werven.

[verscheen op zaterdag 1 juni 2013 in Trouw]

Wachtgeld is een groot goed

De discussie kreeg ook een vervolg bij het programma De Lijn op Radio 1.