Politiek
January 27, 2018

Principes voor ordening van de ondergrond

Laten we eerlijk zijn: de ondergrond was lange tijd een vergeten gebied. Het was de plek waar de bovengrond zijn rommel opruimde. Waar de kabels werden gelegd en verlegd, waar de riolen lekten en de tunnels de strijd aangingen met het grondwaterpeil. En waar we zonder al te veel nadenken vele miljarden kubieke meter gas vandaan haalden. Maar die tijd is voorbij. We zien het in Groningen. Maar we zien het ook rondom allerlei duurzame-energie-projecten. Geothermie. Open en gesloten WKO-systemen. En wat te denken van CCS: het ondergronds opslaan van CO2? Dat alles roept de vraag op hoe de ondergrond moet worden geordend.

Het toeval wil dat we een lange traditie hebben met het ordenen van de bovengrond. De Nederlandse ruimtelijke ordening is zelfs lange tijd toonaangevend geweest. We schreven grote nota’s, we bedachten prachtige kaarten en we schiepen vele groeikernen. Het paste allemaal in die naoorlogse jaren. De jaren van de wederopbouw, de jaren waarin we dachten dat wetenschap en techniek voldoende waren om de toekomst vorm te geven. De jaren van het modernisme, de functiescheiding en het paternalisme. En ja, die ruimtelijke ordening had veel succes. Vooral omdat we veel woningen nodig hadden en omdat de landbouw voldoende macht had om de eigen grond vrij te houden van andere claims.

Die tijden zijn al lang voorbij. Ruimtelijke ordening was ooit een ‘facet’, werd toen één van de vele sectoren, en lijkt op nationaal niveau zijn einde te hebben gevonden als een sekte. Nog een tijdje werd het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’ gehoord. In bepaalde kringen. Maar ook dat is voorbij. Het laatste regeerakkoord maakte niet eens meer melding van het feit dat er geen plaats meer is voor een nationale ruimtelijke ordening.

Natuurlijk gaat de strijd om de ruimte gewoon door. Er zijn nog steeds sectoren die ruimte claimen en die daarbij andere sectoren op hun pad vinden. Die strijd staat niet meer in het teken van verheven doelen. Maar gewoon in het teken van strijd en macht. Daarmee lijkt de bovengrond steeds meer op de ondergrond. Toch kan de ondergrond wel leren van de bovengrond. Want de bovengrond kende wel ordeningsprincipes en waarom zouden die niet gelden voor de ondergrond. Nu het daar zo druk lijkt te worden?

Wel zijn er twee grote verschillen die voor de ordening van de ondergrond van belang zijn. Ten eerste is de ondergrond echt driedimensionaal. De bovengrond valt nog samen te vatten op een kaart (bestemmingsplan), de ondergrond kent te veel lagen voor een dergelijke simplificatie van de werkelijkheid. Je kan rustig in hetzelfde gebied gas winnen en een tunnel bouwen. Ten tweede zijn de eigendomsverhoudingen onder de grond fundamenteel anders. Beter gezegd: ondergronds is het domein van de overheid, bovengronds (veelal) het domein van de private grondbezitter. Op het eerste gezicht lijkt dat voordelen te bieden voor de ordening van de ondergrond. Maar dat is bedrieglijke schijn.

Oké, we kunnen onder de grond de strijd rustig laten doorgaan en macht de uitkomst laten bepalen. We kunnen ook enkele ordeningsprincipes formuleren. Ik doe hier het laatste. Ik kom tot drie principes.

Bovengronds speelde fundamenteel altijd de vraag wat moest voorgaan? De economische efficiency, de sociale rechtvaardigheid, de ecologische duurzaamheid of de (historische) identiteit? In de bovengrondse ruimtelijke ordening waren de eerste twee ordeningsprincipes dominant. Regionale economische groei was belangrijk, maar ook het voorzien in een woning voor alle lagen van de bevolking. Erfgoed en duurzaamheid stonden altijd op het tweede plan. Als je het mij vraagt moet de duurzaamheid, en dan met name het winnen van duurzame energie, in de ondergrond voorrang krijgen. De andere belangen mogen ook, maar bij strijdigheid zou duurzame energie voorrang moeten krijgen. Denk aan geothermie, aan WKO, maar ook aan het opslaan van CO2. Dat is mijn persoonlijke voorkeur.

Maar aan het streven naar duurzaamheid moet een ander principe vooraf gaan: het voorzorgprincipe. Elke keer als ik weer te maken krijg met een ondergronds project, of het nu CCS is, of gaswinning of geothermie, elke keer krijg ik weer de indruk dat we de maakbaarheid van de ondergrond schromelijk overschatten. Beter gezegd: we weten nog maar verdomd weinig van de evenwichten onder de grond. En ja, dan zijn soms aardbevingen het gevolg van te willekeurig slaan van putten en gaten. We zouden moeten afspreken dat we voortaan pas ondergrond gaan, als we weten hoe we een nieuw evenwicht weten te creëren.

Maar ook aan dat principe moet nog een ander principe vooraf gaan: het burgerinstemmingprincipe. In Barendrecht konden de burgers de ondergrondse ingrepen van de overheid nog keren. De volkswoede blies het opslaan van CO2 letterlijk van tafel. Maar in Groningen is de verhouding met de overheid voor lange tijd fundamenteel verstoord omdat de burgers nimmer zijn gehoord toen vooral de rest van het land mocht profiteren van het Groningse gas. Hier wreekt zich dat burgers geen eigenaar zijn van de ondergrond, terwijl ondergrondse activiteiten zich wel afspelen onder hun eigen grond. Inclusief alle bijbehorende onzekerheden.

Ik realiseer me dat een instemmingsrecht van de betrokken burgers een zwaar instrument is. Dat heb ik ervoor over. Iedereen heeft het recht om van de bevingen van anderen verschoond te blijven. Ik realiseer me ook dat een instemmingsrecht van burgers niet moet ontaarden in volledige stilstand. Maar om die stilstand te vermijden is het een schone taak voor de overheid om burgers voordat de ingrepen plaatsvinden, van het belang daarvan te overtuigen. In dat opzicht is Barendrecht een goed voorbeeld: als het niet lukt om de burgers van de ingreep te overtuigen, is dat een goede reden om het plan af te blazen.