Politiek
June 13, 2021

Ruimtelijke ordening met een vraagteken

Er is al veel over de teloorgang van de ruimtelijke ordening in Nederland geschreven. Maar niet eerder is dat zo verfijnd gedaan als in Een land waarover is nagedacht van Han Lörzing.

Laat ik eerst mijn relatie tot Han nader verklaren, voordat ik zijn boek de hemel in ga prijzen. Han solliciteerde in 2002 bij het Ruimtelijk Planbureau als sectordirecteur (hij zou zelf ongetwijfeld onderkoeld hebben gezegd: afdelingshoofd). Hij beschrijft op pag. 169 van zijn boek dat hij anderhalf jaar in één van de torens aan de Utrechtse Baan in Den Haag heeft mogen werken. Het uitzicht was “adembenemend”. En dan beschrijft hij dat sollicitatiegesprek met mij. Het “week nogal af van de normale gang van zaken bij dergelijke gesprekken: driftig heen en weer lopend langs het raam van zijn kamer wezen wij elkaar het ene opvallende gebouw na het andere aan en gaven er ons commentaar op (ik kreeg de baan).”

Ik kan me dat gesprek nog heel goed herinneren. Het Ruimtelijk Planbureau kwam voort uit de Rijks Planologische Dienst. Bij het merendeel van degenen die naar het planbureau overgingen was de politieke sensitiviteit (of wat daarvoor doorging) veel beter ontwikkeld dan de kennis van stedebouw en planologie. Er waren mij twee mannen voorgedragen als sectordirecteur die er eer in stelden dat ze van ruimtelijke ordening niks wisten, ze waren immers uitverkoren om te managen. Ik verpestte meteen mijn start door beide heren af te wijzen. Aan mij de taak om zelf op zoek te gaan naar betere sectordirecteuren. Het bleek me al snel dat in die sollicitatieronde een groot deskundige als Han Lörzing achteloos terzijde was geschoven. Ik nodigde hem uit voor een gesprek en het was het eerste gesprek dat ik op het planbureau voerde dat ergens over ging. Om met de titel van Han’s boek te spreken: over een land waarover is nagedacht. Vanzelfsprekend was ik dolblij dat ik hem kon benoemen.

Inderdaad Han was geen manager. En dat maakte me gelukkig. Han wist alles van stedebouw (hij leerde me dat het onzin is om voor de spelling van stedenbouw te kiezen, omdat het niet om de bouw van een stad gaat, maar om de bouw van een stede, één plek). Han wist alles van architectuur, alles van landschappen en alles van ruimtelijke ordening. En dat alles heeft hij nu in dat prachtige boek van hem uitgeschreven.

Aan het einde van de dag liep ik vaak nog even bij Han binnen. Ons gesprek dat daar bovenaan de Utrechtse Baan was begonnen, werd zes jaar achteloos voortgezet.  En als ik zijn boek lees waan ik me weer op zijn kamer. Wat was er zo bijzonder aan die gesprekken en wat is er zo bijzonder aan het boek van Han Lörzing?

Laat ik voorop stellen dat de man fabelachtig goed schrijft. Je leest zelden een boek waaraan zo’n heldere structuur ten grondslag ligt, terwijl je slechts het gevoel hebt één groot doorgaand verhaal te lezen. En Lörzing beheerst de kunst om met taal te spelen. Onderkoelde humor. Zo reist hij met een bootje naar de Marker Wadden, het nieuwe natuurgebied in het Markermeer. Hij beschrijft hilarisch hoe hij op dat eiland aankomt. En meldt dat “bij een langer verblijf de beelden vertrouwder worden”. Zo ontdekt hij een koffiekeet en vervolgt: “Tenslotte is ook hier de natuur slechts te overleven als je er iets bij kunt drinken.” Die ene zin al.

Zoals gezegd weet de man ook alles van de ruimtelijke ordening in Nederland, mede omdat hij decennialang daarin een actieve rol heeft gespeeld. Maar dat geldt wel voor meer mensen. Maar Lörzing koppelt zijn betrokkenheid aan een heel plezierige distantie. Ruimtelijke ordening in Nederland was niet zelden een sekte, waarin gedweept werd met de standpunten die we allemaal deelden. Lörzing is veel te autonoom om te dwepen en om niet zijn eigen standpunten te kiezen.

Daarmee is Lörzing meteen een voorbeeld voor al diegenen die de ruimtelijke ordening de komende jaren weer uit het slop moeten trekken. Lörzing geeft inderdaad overtuigend aan dat er weer behoefte is aan een nationale ruimtelijke ordening, zoals ook de Tweede Kamer inmiddels heeft ingezien. Maar het boek van Han Lörzing laat ook vooral zien dat de ruimtelijke ordening alleen kans van slagen heeft als weer eens opnieuw naar de ruimte wordt gekeken. Met betrokkenheid, maar vooral met distantie.

De ruimtelijke ordening kenmerkte zich lang niet altijd door distantie. Door een glimlach, door een relativering. Ja, ruimtelijke ordening rook vaak naar sociaal-democratie. Het was voor velen een geloofsbelijdenis met veel dogma’s. Het was vaak verboden om die dogma’s van een vraagteken te voorzien. Het mooie van een man als Lörzing is dat hij ruimte geeft door veel vraagtekens te plaatsen.