Stedebouw
May 17, 2014

Stedebouw heeft een oorsprong

Vorige maand had ik een afspraak met de buurtpastor van Spangen in Rotterdam. Na een boeiend gesprek over zelforganisatie en de rol van de overheid, reed ik door naar de campus van de Erasmus Universiteit op Woudestein. Van Sparta naar Excelsior voor de voetballiefhebbers. Alle bomen stonden in het frisse lentegroen. Ik reed langs de Mathenesserdijk, verliet Spangen via de Mathenesserbrug en passeerde het Oude Westen via de Mathenesserlaan, ging bij de Nieuwe Binnenweg linksaf, bij de Westersingel rechtsaf, en nog steeds was ik omgeven door een stralende stad. Op de Westzeedijk naar links en na 300 meter stond ik oog in oog met de Rotterdam, de nieuwe Koolhaas op de Wilhelminapier. Ik heb de Rotterdam zien bouwen, vanaf de overkant. Ik vind het in veel opzichten een indrukwekkend gebouw. Ik vrees dat veel mensen het een indrukwekkend gebouw vinden alleen al omdat het van Koolhaas is. Hij heeft inmiddels de status van Cruijff bereikt. Als onze topvoetballer vroeger over de bal struikelde zag bijna iedereen een briljante hakbal en als de topvoetballer tegenwoordig onzin verkoopt, hoort bijna iedereen grote wijsheid. Desalniettemin vind ik de Rotterdam een indrukwekkend gebouw. In architectonisch opzicht.

Stedebouwkundig vind ik het zeer matig. Niet alleen doet Koolhaas hier met Van Berkel een wedstrijd ver plassen, belangrijker is dat door zijn gebouw de Wilhelminapier als nieuwe stad definitief is mislukt. Hier is een architect niet bezig met een stad, maar met een ansichtkaart. Een paar dagen voor mijn autorit had ik gegeten in Hotel New York. We wandelden terug op een mooie avond, die meteen minder mooi werd door de enorme storm die ons omgaf. Guur. Elke geborgenheid ontbrak. Hoe schrijnend is de naam van het hotel. New York. Een stad waar wel hoogbouw samengaat met hoge stedelijkheid. Op de Wilhelminapier is hoogbouw alleen maar hoogbouw. Met veel wind.

Ook al een paar weken geleden wandelde ik met mijn vrouw rond het dorp waar wij in het weekend wonen. Het was koud en het woei hard. Om die reden besloten we onze wandeling af te breken en door het dorp terug te lopen. Vanaf de eerste huizen was de wind weg, de temperatuur 5 graden hoger. Het dorp bood geborgenheid. Zoals al die dorpen daar op Flakkee die onverwachtse geborgenheid geven, na kilometers hardlopen over de dijken en door de polders. En zoals ook die Mathenesserdijk en die Mathenesserlaan de geborgenheid geven die stedebouw moet geven. Zoals bekend schrijf je stedebouw zonder tussen-n, omdat het niet gaat om de bouw van een stad, maar van een stede, van een plek.

Het verbaast me altijd hoe we die kunst van het bouwen van plekken in de 20e eeuw zijn kwijtgeraakt. De kunst van het creëeren van geborgenheid. Hoe we vroeger bijna intuïtief wisten hoe je een dorp moest bouwen, kon laten ontstaan, zoals we intuïtief wisten hoe een stad eruit zou moeten zien. Zonder dat we een Faculteit Bouwkunde hadden. Dirk Sijmons maakte eens een prachtige studie van Zeeuwse dorpen. Hij liet zien wanneer het dorp volgroeid zou zijn, wanneer verder bouwen de zichtassen van het dorp zouden verpesten. Dat je dan beter aan een nieuw dorp kon beginnen.

Ik heb wel hoop. Het kan geen toeval zijn dat deze faculteit na de brand niet alleen gekozen heeft voor de geborgenheid van een oud gebouw, maar ook die kille modernistische plek in de polder waar de oude Van der Broek en Bakema stond, heeft verlaten. Het was kenmerkend dat de minister zijn beloofde 30 miljoen aanvankelijk voor dit pand niet ter beschikking wilde stellen. Dit zou geen vernieuwing zijn. Terwijl dit gebouw nu juist onder andere door de toevoegingen van Winy Maas een voorbeeld werd van wat hedendaagse architectuur altijd zou moeten zijn: hedendaagse elementen toevoegen aan wat er is. Dat is in mijn beleving goede architectuur, en goede stedebouw. Iets nieuws toevoegen, iets eigentijds toevoegen, zonder de arrogantie te hebben om alles opnieuw te willen doen. Om alles wat in de loop der eeuwen is bedacht overboord te gooien. Daarom heb ik ook een hekel aan het begrip neo-traditionalisme. Alsof voortbouwen op de traditie een aparte stijl is. Alsof dat niet de plicht is van elke architect en elke stedebouwkundige. Bovendien heeft het spreken over neo-traditionalisme het gevaar in zich dat men alleen maar terugkijkt, nabouwt wat ooit is geweest. Terwijl alleen vooruitgang ons verder brengt.

Het valt me overigens op dat neo-traditionalisme eerder een stijlfiguur is voor de architectuur dan voor de stedebouw. Juist daarom is het zo goed dat Rutte en Abrahamse hun boek Atlas van de verstedelijking in Nederland hebben geschreven. Hier, in deze faculteit. Ik weet niet hoe jullie studieprogramma er tegenwoordig uit ziet. Ik heb wel eens begrepen dat in het eerste jaar bij de modernisten werd begonnen. Het onderwijzersmodernisme. Le Corbusier, Koolhaas, als de nieuwe goden van ons bestaan. Ik ontken hun grootheid niet. Maar wat zou het goed zijn als die grootheden voortaan worden geplaatst in de traditie van de stedebouw en de architectuur. En dat niet alleen het kapelletje in Ronchamps en de Nederlandse ambassade in Berlijn verplichte kost zijn in het eerste jaar, maar ook het boek van Rutte en Abrahams. En laten we dan niet vergeten dat dat kapelletje alleen omdat het solitair op een heuvel staat weinig kwaad kon doen aan de omgeving en dat de Berlijnse Ambassade een groot succes werd omdat de het stadsbestuur stringente traditionele regels stelde aan het herstel van de stad.

Dank u wel

[Uitgesproken bij de uitreiking van het eerste exemplaar van de Atlas van de verstedelijking in Nederland van Rutte en Abrahamse, vrijdag 23 mei 2014, faculteit Bouwkunde TU Delft]