Politiek
April 9, 2013

Vanwaar dat dromen over één Randstad

We hebben het begrip ‘Randstad’ te danken aan Albert Plesman. Vanuit de lucht zag hij die mooie Hollandse steden in een brede waaier liggen. Dordrecht, Rotterdam, Delft, Den Haag, Leiden, Haarlem, Amsterdam en Utrecht. Als hij zijn ogen samenkneep zag hij de steden snel naar elkaar toegroeien. Ze leken al bijna één stad, met het Groene Hart als contramal. Hij glimlachte bij de gedachte dat zijn eigen Schiphol heel gunstig was gelegen.

Aan het begrip hebben we weer een leuk boekje te danken. Pieter Maessen schreef onder de titel ‘De poldermetropool’, in zijn eigen woorden: ‘wat iedereen moet weten over de Randstad’. Het is een informatief boekje en het is vlot geschreven. Maessen schreef ooit een proefschrift over de verzorgingsstaat, was journalist bij NRC en het Parool en communicatiemedewerker op het Ministerie van VROM. En al die kwaliteiten kom je tegen in het boek. Het heeft een literatuurlijst en ware noten. Het is helder en snel geschreven. En het is niet altijd objectief.

Eerst iets over de inhoud. Het boek verhaalt over het succes van de Randstad, dat de internationale vergelijkingen met grote steden als London en Parijs volgens Maessen wel degelijk aan kan. Hij toont dat aan met een mij nog onbekend lijstje. Zo heeft iedereen wel een lijstje waarop het goed toeven is. Het boek verhaalt helder hoe we tegenwoordig in de Randstad ons geld verdienen. Connectiviteit en clusters zijn de centrale begrippen. We zijn bereikbaar en tegelijkertijd willen we dicht bij elkaar zitten. Door de nabijheid ontstaat de innovatie. Het boek verhaalt over de mobiliteit in de Randstad, waarbij volgens Maessen door de overheid de kansen van het openbaar vervoer veel te lang zijn genegeerd. Bovendien zijn de kantoren ‘misplaatst’, juist langs de snelweg zonder een station in de directe omgeving. Dit is het deel waarin Maessen vooral zijn eigen politieke opvattingen poneert. Die ik overigens deel.

Daarna verandert het karakter van het boek. Het wordt meer historisch beschrijvend en de ruimtelijke ordening wordt soms nogal dominant. Dus het beleid en niet de werkelijkheid. Daar wordt het verhaal soms ook te mooi, te naïef bijna, zonder al te veel journalistieke achterdocht geschreven. Mooi geschreven is het wel.

Maar vanwaar toch die aandacht voor de Randstad, nee, dat pleidooi voor de Randstad? Waarom een boek schrijven over de Randstad waarin je het hele eerste hoofdstuk nodig hebt om te bestrijden dat de Randstad niet bestaat? En dan nog niet eens overtuigend. En ook Maessen weet dat. Uiteindelijk houdt hij maar één echt argument over: ‘beleving’. De Randstad heeft een heel andere beleving dan de rest van het land. Dat klopt inderdaad.

Het bestaan van de Randstad is inderdaad nog nimmer aangetoond. Het Het komische is dat we ook niet eens goed weten waar de Randstad begint en waar hij ophoudt. Horen Zaanstad en Beverwijk bij de Randstad en Alkmaar niet? Hoort Amersfoort bij de Randstad en Nijkerk niet? Ook in de beleidswereld bestaat over dat soort vragen nog altijd onduidelijkheid. Toch zou er feitelijk sprake kunnen zijn van één stad. Dat blijkt niet uit de uitvoerige studie die het Ruimtelijk Planbureau destijds heeft gedaan naar het bestaan van de Randstad. Dat iedereen kan zien dat al die steden in de Randstad niet één (aaneengebouwde) agglomeratie vormen, dat vonden ze terecht geen argument. Voor de onderzoekers zou de Randstad een stad zijn als dat uit de interactiepatronen van burgers en bedrijven zou blijken én als de verschillende steden in de Randstad in veel opzichten complementair aan elkaar zouden zijn.

Ze stelden vast dat de Randstad op geen enkele wijze een daily urban system is, waar alle burgers kris-kras doorheen trekken naar werk en voorzieningen. Natuurlijk zijn er mensen die in Den Haag wonen en in Amsterdam werken, maar over het algemeen woont en werkt de burger in een stadsgewest: een centrumstad met zijn randgemeenten. Er was op dit punt nauwelijks overlap tussen de vier stadsgewesten van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Dat gold ook voor het gebruik van allerlei voorzieningen, als winkels, ziekenhuizen, theaters etc. Nee, zelfs de zogeheten Noordvleugel en Zuidvleugel vormden geen samenhangend gebied.

Ook de interacties van bedrijven duiden niet op het bestaan van een Randstad. De helft van de interacties van bedrijven (met andere bedrijven) vond plaats binnen het eigen stadsgewest en de overige interacties lieten geen Randstedelijk patroon zien. De bedrijven in Dordrecht hebben veel meer met Brabant dan met Utrecht of Amsterdam.

Als de Randstad zou bestaan, mocht je bovendien verwachten dat de verschillende steden zich steeds meer zouden gaan specialiseren en steeds meer complementair aan elkaar zouden worden. Dat bleek al niet het geval. Natuurlijk verschillen steden van elkaar, maar het blijkt dat de steden juist steeds minder complementair aan elkaar worden. Er springt maar één stad uit die zich het centrum mag noemen van de Randstad én van heel Nederland, en dat is Amsterdam.

Het boek van Maessen geeft geen enkel argument waarom dergelijk onderzoek niet zou deugen. Nee, hij grijpt, zoals gezegd, terug op ‘beleving’. Op ‘drukte’, op ‘snelheid’, in vergelijking met het achterland. Maar die drukte, die snelheid en die beleving ervaar ik ook niet in Zoeterwoude, dat bijna tegen Leiden aan ligt.

Achter dit debat gaat een veel interessantere vraag schuil: waarom eigenlijk, moeten we bewijzen dat die Randstad bestaat? Omdat Amsterdam wegvalt in de rijtjes van London en Parijs en omdat de Randstad zich daarin beter staande houdt? Maar waarom zouden we in die rijtjes hoger moeten scoren, als we weten dat Nederland (veel) rijker is dan UK en dan Frankrijk, per hoofd van de bevolking? Het laatste weegt, lijkt me, zwaarder dan het mentale probleem van de lage score op lijstjes van steden.

Of gaat het om iets anders? Zouden wij onze internationale concurrentiepositie nog verder kunnen verbeteren als de Randstad werkelijk één stad was geweest. Als we meer ‘massa’ konden leveren, een grotere arbeidsmarkt hadden en meer consumenten op kleine afstand. Alle economische theorieën zeggen dat dat inderdaad het geval is. Als die 7 miljoen mensen die nu verspreid in de Randstad wonen, allemaal bij elkaar zouden wonen in een veel kleiner gebied, dan genoten we nog meer agglomeratievoordelen. Dan zou Nederland concurrerender zijn. En dan zouden we ook voldoende massa hebben voor een fijnmazig netwerk van openbaar vervoer.

Maar dat hebben we niet. We wonen in Nederland niet met 7 miljoen mensen in één compacte stad, we wonen in verschillende steden. En meer steden maken nog geen Randstad, zoals het Ruimtelijk Planbureau al eerder schreef.

Toch maak ik nog een kleine kanttekening bij deze redenering. Rotterdam is nog steeds de grootste haven buiten China. Niet op grond van de bevolkingsomvang, laat staan de bevolkingsdichtheid van de Randstad, maar op grond van geografische positie ten opzichte van het achterland en vanwege een grote handelsgeest. Schiphol is niet één van de vier hubs van Europa op grond van de eigen catchment area. Zoveel mensen wonen en werken er nu ook weer niet in dit gebied. Nee, Schiphol is zo waanzinnig groot door een jarenlang slim beleid. KLM en de diplomatieke dienst hebben ervoor gezorgd dat de connectiviteit van Schiphol zo hoog is. Niet de massa. En wat dacht je van die andere grote multinationals die door Nederland zijn voortgebracht en hier voor een deel nog huizen?

Ondernemingszin en competitie. Beide hebben de Nederlandse welvaart bepaald, en en natuurlijk onze goede verzorgingsstaat, die ook een positief effect heeft op de economische groei van een land. En waar die ondernemingszin vandaan komt? Dat gaat te ver voor deze column. Maar we weten wel dat de concurrentie tussen de Nederlandse steden altijd heel goed is geweest voor de Nederlandse economie. Juist door die concurrentie is er innovatie en juist door die concurrentie hebben we altijd weer steden die perfect passen in een veranderende economische structuur. Ja, misschien is dat allemaal wel de kern van de Randstad: een prachtige waaier van concurrerende steden. En juist door die concurrentie is Nederland als geheel zo welvarend. Vanuit dat gezichtspunt zou ik zeggen: laat het zo blijven. Wees blij met het feit dat de Randstad niet bestaat.