Muziek
October 8, 2014

Waarom amateurmusici altijd amateurs zullen blijven

Je hebt amateurmusici en je hebt beroepsmusici. Er is één groot verschil: de beroepsmusici zijn veel beter. 

In mijn huidige orkest is het geen onderwerp van gesprek. Ons niveau is dan ook zo onderhoudend, dat niemand zich met een beroepsorkest wil vergelijken. Maar dat geldt niet voor alle amateur-orkesten waarin ik heb gespeeld. In momenten van overmoed vergeleken we ons zelf graag met een provinciaal beroepsorkest. Natuurlijk, zij waren technisch wel beter, maar ons enthousiasme compenseerde dat tekort. Ja, zeker na een geslaagd concert waren we door alle adrenaline soms zo gelukkig met onszelf dat we meenden dat een serieuze vergelijking op zijn plaats was. Natuurlijk, het was een misvatting, maar wel een hardnekkige. Beroepsmusici zijn gewoon veel beter, ook als ze er geen zin in hebben, ook als ze ruzie hebben met hun dirigent, ook als ze in een slechte zaal spelen. Ja altijd. Die enkele keer dat ik mijn eigen orkest vanuit de zaal hoorde, omdat ik geen tijd had gehad voor alle repetities, werd me dat snel duidelijk. Het orkest speelde heel goed voor een amateur-orkest, maar het hoogst bereikbare was toch zonder fouten spelen. Alle noten onder elkaar. En dat lukte vaak niet meer dan tien maten. 

En laat ik eerlijk zijn, ook in mijn huidige orkest drukken we affiches als we een concert gaan geven. Niet om onze familie en onze vrienden te bereiken, maar omdat we denken dat we ook onbekenden een hele mooie avond kunnen bezorgen. We hebben toch heel hard gestudeerd? Gelukkig zijn we uiteindelijk altijd te lui om veel affiches op te gangen. Blijkbaar beseffen we diep in ons hart dat familie en vrienden efficiënter op een andere manier kunnen worden benaderd. Want dat is ons publiek. Niet meer en niet minder. En toch menen we dat we elke keer een volwaardig programma moeten aanbieden. Alsof familie en vrienden het niet heerlijk zouden kunnen vinden als het concert een half uur eerder is afgelopen. 

Vanwaar dan toch die vergelijking? Waarom moeten amateurmusici zich me beroepsmusici vergelijken? Waarom is het niet genoeg om te genieten van het eigen samenspel, Waarom is het niet genoeg om alleen voor familie en vrienden onderhoudend te zijn? Ik heb vier hypotheses (ja, mijn beroep is wetenschapper). 

In de goede amateur-orkesten kom je soms mensen tegen die een conservatorium-diploma op zak hebben. Ze hebben de status van orkestmusicus nooit bereikt in de professionele wereld en geven vaak les. Of ze hebben gewoon een nette baan buiten de muziek. Want er zijn ook nogal wat mensen die naast het conservatorium een universitaire opleiding hebben gevolgd. Net zoals er heel wat amateurmusici zijn die uiteindelijk de keuze hebben gemaakt om niet naar het conservatorium te gaan. Uit allerlei jeugdorkesten en studentenorkesten kennen ze nog heel wat medestudenten die wel voor een loopbaan in de muziek hebben gekozen. En inderdaad, die hoboïst uit het studentenorkest was helemaal niet zo heel veel beter, toen hij naar het conservatorium vertrok. Maar daarna studeerde hij wel jaren vijf uur per dag of meer. En haalde hij een niveau dat wij nooit meer zullen bereiken. Mekaar kennen is dus heel wat anders dan even goed zijn. 

Er is ook een sociologische verklaring. Relatief veel amateurmusici behoren tot de maatschappelijke elite, of op zijn minst tot de maatschappelijke bovenlaag. Lang niet alle beroepsmusici genieten zoveel maatschappelijk aanzien. Natuurlijk, het is veel beter dan in de tijd van de hoforkesten, maar ik vrees dat nog steeds veel bezoekers van het Concertgebouw met liefde dezelfde musici voor een eigen huisconcert in Bloemendaal met een fooi afschepen. En zelfs in het Concertgebouw krijgen de blazers van het Nieuwjaarsconcert niet meer dan € 200 voor een hele middag spelen. Dat is niet het tarief van de advocaat op het donderdagavond-concert. En voor de professionele dirigenten van de amateur-orkesten is het ook vaak schrapen in vergelijking met het salaris van de gegoede burgerij die ze voor zich treffen. Ik weet: het is een gevaarlijke hypothese. Ik weet ook dat veel amateurmusici muzikaal zeer opkijken tegen beroepsmusici. Dat statusgevoel kan een eerlijke vergelijking soms in de weg staan. 

En het is niet alleen een statusgevoel. Veel amateurmusici zijn geslaagd in het leven. Veel amateur-orkesten zijn een voortzetting van het studentenorkest van vroeger. Er zitten weinig mensen om je heen die niet op de universiteit zijn geweest. Een allochtoon kom je niet tegen, wel een expat. Ze spelen vaak op uitstekende instrumenten, omdat uitstekende instrumenten worden verkocht aan degene die het hoogste biedt. En dat geldt voor mij al evenzeer: al jaren bespeel ik een prachtige Heckel. En zoals mensen die maatschappelijk geslaagd zijn, soms met veel poeha de grootst mogelijke onzin kunnen uitkramen, zo gaan ze soms ook denken hele goede musici te zijn. Wie geslaagd is in het leven, denkt al gauw god te zijn op zijn fagot. 

Ik geef toe: de vierde hypothese overtuigt mij het meest. Het is ook een hele simpele hypothese: veel amateurmusici zouden niets liever willen dan zo goed te spelen als een beroepsmusicus. Dat niveau zullen ze nooit halen. De beroeps hebben een niet te achterhalen voorsprong genomen in hun conservatorium-tijd, waarin die vijf uur per dag werd gestudeerd. Of meer. Dat spelniveau haal je nooit meer als je in je hele leven een paar uur week studeert. Dus misschien is al die neiging om te vergelijken wel gewoon een kwestie van gezonde jaloezie. 

Het is overigens de vraag of er veel reden is voor jaloezie. Beroepsmusici spelen veel beter dan amateurmusici, beroepsorkesten zijn veel beter dan amateur-orkesten. Maar amateurs hebben het grote genoegen fouten te mogen maken. En dat is een beroepsmusicus niet gegeven.