Politiek
November 9, 2013

Waarom willen we de achterbuurten niet zien

Ok, Katendrecht is nog geen Oostelijk Havengebied en zal dat waarschijnlijk ook nooit worden. Maar het huidige Katendrecht op Rotterdam Zuid is wel een wereld van verschil met het Katendrecht van 20 jaar geleden. Toen een cultuur van armoede en werkloosheid, nu ’sfeervol wonen aan de Maas’. Boeiende huizen met andere bewoners. Het contrast met de naastgelegen Afrikaanderwijk is groot. Afrikaanderwijk is een ’focuswijk’, eerder een ’krachtwijk’ en bovenal een achterstandswijk. Veel allochtonen, hoge werkloosheid, lage inkomens en in het algemeen weinig opleiding.

Op het eerste gezicht is Katendrecht een succes van gemeentelijk beleid en vraagt de Afrikaanderwijk om eenzelfde aanpak. Dat zou zeker zo zijn als in beide wijken nog steeds dezelfde mensen zouden wonen. Maar dat is niet het geval. In Katendrecht zijn het niet de oude bewoners die de fraaie herenhuizen aan de Maas bevolken, maar hoger opgeleiden met een hoger inkomen die van elders komen. De oorspronkelijke bewoners hebben al voor een deel plaatsgemaakt en zijn naar elders vertrokken. En ook die zwakke Afrikaanderwijk is niet zo statisch als misschien lijkt. Zoals het SCP onlangs nog weer eens heeft beschreven is de sociale stijging in de achterstandswijken minstens zo hoog als elders in de stad. Uit een oudere studie van het PBL bleek ook al dat in 6 jaar 30% van de bewoners van de achterstandswijken verhuist naar een betere wijk. Omdat ze inmiddels een baan hebben en/of meer zijn gaan verdienen.

Deze feiten plaatsen ons voor een dilemma. Gaat het er nu om de wijk beter te maken of gaat het om de mensen? Het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid bekommert zich om mensen maar lijkt vooral in te zetten op de verbetering van wijken. Het gemiddelde van Rotterdam-Zuid moet in 20 jaar op het niveau liggen van het gemiddelde van de G4 (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht). Nu is streven naar een gemiddelde van de G4 natuurlijk op zich al onzinnig. Alsof er niet altijd verschillen tussen wijken zullen blijven bestaan. Maar erger is dat de dynamiek tussen de wijken lijkt te worden vergeten. Stel nu eens dat geheel Rotterdam Zuid op een modaal niveau kan worden getild, waar zijn dan de oorspronkelijke bewoners gebleven? Zijn die ook op modaal niveau getild, of hebben zij elders hun heil moeten zoeken omdat de huren inmiddels te hoog zijn geworden? Het waterbed-effect ten voeten uit.

En het gaat niet alleen om de mensen die vertrekken, maar ook om de mensen die steeds weer toestromen in dit soort wijken. Want waarom blijft het gemiddelde in de achterstandswijken in de grote steden zo beroerd, terwijl zoveel bewoners persoonlijk vooruitgang boeken? Omdat de plekken van de succesvollen weer worden ingenomen door nieuwe kansarmen, meestal uit het buitenland. Voor Rotterdam Zuid waren dat eerst de Brabanders, toen de Turken en de Marokkanen en tegenwoordig de Polen en de Roemenen, en volgend jaar wellicht de Bulgaren. Achterstandswijken zijn immers bij uitstek arrival neighbourhoods. Het is de plek waar nieuwkomers een huis weten te vinden, waar nieuwkomers een cultuur vinden waarin ze zich nog enigszins thuis voelen. Het zijn de wijken waar de ingang naar informeel werk (en soms naar crimineel gedrag) makkelijk is te vinden. Je kan het ook positiever zeggen: het is de plek waar kansarmen hun eerste kansen krijgen.

Ook ik word treurig van de aanblik van de Afrikaanderwijk. Verwaarlozing en verpaupering doen pijn aan de ogen. Maar het perspectief van een nieuwkomer kan wel eens heel anders zijn. Voor hem is een huis met een lage huur beter dan een pension. En voor hem is werk belangrijker dan het bijna burgerlijke ’schoon, heel en veilig’ dat de gemeente nu al decennia in deze wijken najaagt. Met welk perspectief kijkt de overheid eigenlijk naar achterstandswijken? Wil ze de armoede en de werkloosheid aanpakken, of wil ze de armoede en de werkloosheid niet zien? Het zijn vragen, ik heb nog onvoldoende antwoorden. Ik weet alleen dat ook ik liever het huidige Katendrecht in de novemberzon zie liggen, dan dat ik de grauwheid van Afrikaanderwijk moet betreden.

En omdat ik het antwoord op mijn eigen vragen niet weet, klamp ik me graag vast aan drie tegenwerpingen die hier kunnen worden gemaakt. Zo worden er veel huizen gesloopt in de achterstandswijken om plaats te maken voor betere woningen. Wanneer daar alleen maar mensen van elders komen wonen, gaat het gemiddelde van de wijk wel omhoog, maar niet de positie van de oorspronkelijke bewoners, zo heb ik eerder al aangegeven. Maar als die betere woningen nu eens kansen bieden aan de oorspronkelijke bewoners, die inmiddels werk hebben gekregen en een hoger inkomen hebben te besteden? Zou het niet goed zijn als zij een wooncarrière kunnen maken in hun eigen wijk? Het is de redenering die in Den Haag en in de stadhuizen vaak wordt gevolgd. Maar in feite stoelt die redenering op twee twijfelachtige argumenten: door in de eigen wijk te blijven wonen haalt de ’sociale stijger’ het gemiddelde van de wijk omhoog én kan hij tussen zijn eigen mensen blijven wonnen. Maar waarom zouden mensen die zich verbeteren niet naar een betere wijk mogen verhuizen? Dat willen we toch allemaal? Het is in ieder geval te gemakkelijk om vanuit een comfortabele doorzonwoning of nog beter, te bepalen dat ’die mensen’ beter in hun eigen wijk een ’wooncarrière’ kunnen maken.

Een tweede tegenwerping: hoe beter de buurt hoe groter de kansen van de inwoners om werk te vinden, carrière te maken, zich te verbeteren. Daarmee wordt verondersteld dat er een buurteffect is: juist de concentratie van problemen verergert de situatie. Maar is dat werkelijk zo? Zijn mensen in probleemwijken vaker werkloos omdat ze gemiddeld genomen vaker laagopgeleid zijn, of zijn deze mensen ook vaker werkloos omdat ze in die probleemwijk wonen. Is er meer schooluitval in probleemwijken omdat de kinderen in het algemeen uit een zwakker milieu komen, of is er meer schooluitval omdat ook het kind van de buren zijn school niet afmaakt.

Uit eerder onderzoek blijkt dat dit zogenaamde buurteffect in Nederland nauwelijks bestaat als het gaat om arbeidsmarkt, werkloosheid en armoede. Je wordt niet werkloos omdat je buurman werkloos is, maar omdat je te laag bent opgeleid en geen Nederlands spreekt. En werklozen hebben niet zelden een werkloze buurman omdat zij beiden alleen slechte huizen in slechte wijken kunnen betalen. Grof gezegd: mensen zijn niet werkloos omdat ze in een achterstandswijk wonen, maar mensen wonen in een achterstandswijk omdat ze werkloos zijn (of: nog geen werk hebben).

Uit onderzoek van het SCP blijkt ook dat ‘interetnisch’ contact voor meer dan 85% wordt bepaald door andere factoren, als opleiding en het spreken van de taal. Dat is voor beleidsmakers zeer relevant: om het contact tussen migranten en autochtonen te bevorderen is het vele malen effectiever om migranten de Nederlandse taal te leren en beter op te leiden, dan moeizame pogingen te doen om wijken meer te mengen.

Ik weet: het is moeilijk dit soort conclusies te accepteren. Het moet toch waar zijn dat wie in een cultuur van werkloosheid leeft, minder snel een baan zal krijgen. Maar het is goed om een onderscheid te maken tussen het gebrek aan kansen dat mensen hebben en de invloed van de wijk op die kansen. En misschien wordt de werkloosheidscultuur soms ook wel gecompenseerd door de kansen die juist de achterstandswijken aan nieuwkomers bieden: daar kan je je wegwijs laten maken door mensen die een jaar eerder zijn aangekomen, daar vind je gemakkelijker toegang tot informele arbeid, daar vind je beschutting, ook of juist tegen de overheid.

De belangrijkste tegenwerping bewaar ik voor het einde: er wonen niet alleen maar sociale stijgers in achterstandswijken. Er zijn ook veel blijvers. De achterstandswijken zijn bepaald niet alleen maar tussenstations naar betere wijken. Voor velen is het een eindstation. Maar voor hen geldt in feite hetzelfde: ze hebben behoefte aan onderwijs, aan het leren van de taal en aan werk. En als ze dat werk niet vinden hebben ze behoefte aan betaalbare woningen. Aan inkomen. En aan een rijke buurman hebben ze weinig.

Daarmee blijft de stelling overeind: niet de wijk moet centraal staan maar de mens. Goed onderwijs is in achterstandswijken belangrijker dan nieuwe woningen. Taalcursussen zijn belangrijker dan schoon, heel en veilig. Alles gericht op het vinden van werk. En als mensen naar een betere wijk verhuizen, moeten we dat weer als indicatie van succes gaan zien, in plaats van als een aanval op het statistisch gemiddelde van de wijk. Nee, het moet gaan om de mensen, niet om de wijken.