Politiek
January 29, 2022

Welk herstel van Nederland, @BasMesters?

Het herstel van Nederland, zo luidt de titel van het nieuwe boek van Bas Mesters. Om ons helemaal blij te maken luidt de ondertitel: “Twaalf oplossingen voor een land in crisis”. Zeg maar: Bas wijst ons de weg naar een beter Nederland.

Zijn analyse is indringend. Hij laat zien dat veel problemen van de huidige overheid te herleiden zijn tot de heersende neoliberale ideologie. Hij laat zien dat het neoliberale gedachtengoed wijdvertakt is in allerlei maatschappelijke domeinen. Maar heeft hij daarmee ook een uitweg gewezen? Ik ga graag dieper op zijn boek in.

Neoliberaal

Het woord ‘neoliberaal’ wordt vaak gebruikt, te pas en te onpas. In ieder geval staat in de neoliberale ideologie de markt centraal. De overheid heeft een daarvan afgeleide taak: zij heeft ervoor te zorgen dat markten functioneren. Dit alles vanuit de basisgedachte dat de markt de beste informatie verschaft over de voorkeuren van mensen. Het is een simpele, economische visie, veelal te simpel voor de complexe werkelijkheid. Door zijn eenvoud is de visie voor veel mensen toch aantrekkelijk.

Zo heeft de overheid er sinds de jaren 80 waar mogelijk voor gekozen om de markt zijn werk te laten doen, en waar mogelijk het marktmechanisme in te zetten bij de uitvoering van overheidsbeleid. En altijd weerklonk daarbij op de achtergrond die befaamde uitspraak van Ronald Reagan: de overheid is niet de oplossing maar het probleem. Zo werd niet alleen fors ingezet op de markt, maar werd ook lange tijd vergeten goed na te denken over de publieke belangen die daarbij onder de wielen kwamen. Maar ja, het heeft ook iets tegen-natuurlijks om alle hoop te vestigen op de markt en je tegelijkertijd zorgen te maken over wat er dan allemaal verloren kan gaan.

Het boek van Bas Mesters wijst met name op een ander probleem. Wie in de markt gelooft vergeet al gauw dat mensen hun gedrag maar voor een deel door financiële prikkels laten bepalen. Dat verpleegkundigen en artsen intrinsiek gemotiveerd zijn om voor mensen te zorgen en hen beter te maken. Dat docenten intrinsiek gemotiveerd zijn om leerlingen wijzer te maken. Dat ambtenaren intrinsiek gemotiveerd zijn om de democratische rechtsstaat als leidraad van hun handelen te nemen. Dat rechters intrinsiek gemotiveerd zijn om te werken aan een veiliger en rechtvaardiger samenleving. Dat psychologen intrinsiek gemotiveerd zijn om mensen ondanks hun mentale handicap een goed leven te laten hebben. Dat boeren intrinsiek gemotiveerd zijn om te werken aan het eco-systeem. Dat kunstenaars intrinsiek gemotiveerd zijn om ons leven te verrijken. En zelfs dat politici intrinsiek gemotiveerd zijn om het samenleven van ons allen te verbeteren.

Die intrinsieke motivatie staat voor meer. Het gaat om waarden en normen die mensen zichzelf opleggen, maar ook om waarden en normen die anderen hen opleggen. Het gaat om waarden en normen die bij een bepaald beroep en bij een bepaalde beroepsgroep horen. Mensen worden er door collega’s en door familie en door de buurman op aangesproken. De sociologie heeft daar een mooie term voor: institutie. Een institutie is het geheel aan waarden en normen die in een bepaald maatschappelijk domein gelden. En die waarden en normen houden heel vaak in, dat mensen het juist niet alleen voor het geld doen.

Je zou zeggen dat de overheid bij haar sturing van het maatschappelijk verkeer gebruik zou maken van al die waarden en normen waaraan mensen in bepaalde beroepen graag voldoen. Een docent wil uit zichzelf een leerling of een student al beter maken. Daarvoor heeft de gemiddelde docent geen extra financiële prikkels nodig. Nee, geef hem juist de ruimte om zijn leerlingen op te leiden. Conclusie: het is heel schraal als een overheid zich tot marktwerking en financiële prikkels beperkt.

Wat gaat er mis

Wat heeft de markt in het publieke domein gebracht? Ik waag me niet aan een eindbalans, omdat marktwerking in het publieke domein ook veel goeds heeft gebracht. Maar uiteindelijk zijn we wel opgelopen tegen drie grote problemen.

Ten eerste: de markt is vaak niet meer dan een construct. Daarmee blijft marktwerking in het publieke domein een surrogaat van de echte markt. De uit de hand gelopen salarissen bij de corporaties hoef ik nauwelijks te noemen. Als er geen concurrentie is, staat niets een gek in de weg om een Maserati te kopen. Oké, het was een bizarre abberatie. Maar heeft de schaalvergroting bij de corporaties, bij de ziekenhuizen en in het onderwijs werkelijk tot kostenreductie geleid? Of was dit alleen maar een gedachte, die nooit echt kon worden getoetst omdat er helemaal geen markt was om de onzinnige schaalvergroting af te straffen. In het onderwijs kennen we inmiddels scholen van 70.000 leerlingen en 7.000 leraren. Zonder enige democratische controle, maar ook zonder enige tucht van de markt. Ja, scholen worden betaald per leerling en dus hoe meer leerlingen, hoe hoger je budget.

Omdat de markt in het publieke domein vaak niet meer is dan een construct, kunnen er ook enorme perverse effecten optreden zonder dat er correctie optreedt. Zo worden universiteiten per student betaald. Het lijkt een interessante markt: hoe meer studenten je aan je weet te binden, hoe meer geld je zou kunnen krijgen. Er stonden vooral veel buitenlandse studenten te trappelen om naar Nederland te komen, omdat ze hier relatief weinig hoeven te betalen voor een universitaire studie. Maar het totale budget was wel gemaximeerd. Wat was het perverse effect van het systeem: alle universiteiten trokken veel nieuwe studenten aan, met name uit het buitenland. Gevolg: de Haagse bijdrage per student daalde navenant. En zo kwamen alle docenten en studenten op de koffie. Meer studenten, slechter onderwijs.

En omdat de markt in het publieke domein een construct is, is er steeds meer nodig om de schijn van een markt op te houden. Alle papierwerk in de zorg, alle papierwerk in het onderwijs, alle papierwerk bij de politie, komen allemaal voort uit het wantrouwen dat zo kenmerkend is voor een markt. Ik betaal jou alleen als ik zeker weet dat je gedaan hebt wat we hebben afgesproken. En die zekerheid denk ik alleen te hebben als jij je hele doen en laten administreert en elke handeling van een code voorziet.

Ten tweede: door de ideologische keuze voor de markt en het marktmechanisme bleef er voor het politieke debat in Den Haag inhoudelijk steeds minder over. Natuurlijk had de Haagse politiek zich veel meer moeten bekommeren om de borging van publieke belangen in het geweld van de markt, maar wie de markt toejuicht, is minder geneigd om zich over publieke belangen zorgen te maken. Zo is de flexibilisering van de arbeidsmarkt volledig doorgeschoten, omdat we ons veel te laat realiseerden dat de markt blijkbaar niet altijd per definitie tot het goede leidt. Ook de ruimtelijke ordening is een treffend voorbeeld van een domein waar het politieke debat gaandeweg verdween omdat de balans tussen overheid en markt steeds meer naar de laatste doorsloeg. Er is maar één echte oorzaak voor het verdwijnen van de nationale ruimtelijke ordening: de politiek koos er bovenal voor om de verdeling van de ruimte aan de markt over te laten. Ruimtelijke ordening is steeds meer vervangen door de grondmarkt. En ondanks alle mooie woorden van Rutte IV, het lijkt er nog niet meteen op dat het nieuwe kabinet deze teloorgang van de ruimtelijke ordening echt gaat keren. Ik zie in ieder geval geen nieuwe instrumenten, laat staan visie, die de nationale ruimtelijke ordening weer overeind kunnen helpen.

Omdat de meerderheid van de politieke partijen deze voorliefde voor de markt deelden, had  de meerderheid van de partijen steeds minder om over te debatteren. De keuze voor de markt in de jaren 80 en 90 (Paars!) droeg ertoe bij dat de politieke meningsverschillen steeds kleiner werden. Het grote politieke verhaal verdween en daardoor kon de pragmacratie van Rutte (naar Hans Boutellier) al tien jaar de Haagse politiek bepalen. Het is niet zonder reden dat de PvdA en GroenLinks eenvoudig hadden kunnen aanschuiven bij het nieuwe kabinet. En als de middenpartijen het nagenoeg eens zijn, is een populistisch antwoord een niet meer dan logisch antwoord. Hoe ongewenst ook. Toch blijven alleen de identiteitspolitiek en de afkeer van de ‘elite’ over om je mee te profileren, als alle oude ideologieën zich overgeven aan de markt.

Tegelijkertijd wordt steeds duidelijker dat met pragmacratie de grote problemen van deze tijd niet worden opgelost. Het klimaat wordt niet gered met een zak geld. Daarvoor zal je vele medestanders onder de bevolking moeten vinden, en die vindt je niet als het debat niet echt wordt gevoerd. De landbouw zal een enorme omslag moeten ten behoeve van klimaat en natuur, en die omslag bereik je niet met een zak geld en zonder een echt politiek debat. Want de boeren zijn misschien wel één van de grootste slachtoffers van die heiligverklaring van de markt. Die markt dwingt hen tot meer, groter en goedkoper (omdat de overheid die markt zijn gang laat gaan). Juist zij zouden bij een echt politiek debat geholpen kunnen zijn.

Ten derde: die ideologische keuze voor de markt heeft na enige decennia de verhoudingen tussen de overheid en de burger fundamenteel veranderd. De kern van die verandering is daarin besloten dat de overheid zich steeds meer als B.V. Nederland presenteert, zeg maar: als een bedrijf. En daarmee verwordt de burger met al zijn democratische rechten en plichten tot niet meer dan een klant. Natuurlijk, het is onzin: de overheid is geen bedrijf, hoe vaak Rutte de BV Nederland ook aanroept. Maar de overheid gedraagt zich wel steeds herkenbaarder als bedrijf. De directie Communicatie op departementen is tegenwoordig vaker met marketing bezig dan met het informeren van burgers in een volwassen democratie. Bij het coronabeleid wordt, afgezien van die boeiende eerste weken, nog meer naar opiniepeilingen geluisterd dan naar experts. Het is vooral de vraag: “Waar zit onze klant” die leidend is. Als de rechter de staat terugfluit, wordt eerst jaren getraineerd en wordt de uitspraak daarna gewoon genegeerd (Urgenda). Dit is geen overheid die zich hoeder voelt van de democratische rechtsstaat, dit is een bedrijf die de grenzen van het recht opzoekt. En waarom zou je je als bedrijf  iets aantrekken van de adviezen van de Raad van State, de Algemene Rekenkamer en de Nationale Ombudsman als ze je niet uitkomen?

Bij deze transactie-overheid heeft de wederkerigheid met burgers vooral betrekking op geld. Terwijl het morele kompas hapert. De toeslagenaffaire is daarvan het meest prangende voorbeeld. (Overigens is etnisch profileren in Nederland ook voor bedrijven verboden.) En de transactiestaat denkt niet alleen in euro’s, hij gaat er ook vanuit dat burgers alleen met geld zijn te prikkelen. Terwijl zoals gezegd veel professionals met name door andere waarden en normen worden gedreven.

En als de overheid de burger als klant ziet, gaat de burger zich als klant gedragen. Zonder al te veel verplichtingen en vooral met veel rechten. Zoals Bas Mesters in een open brief aan Rutte schreef op 7 januari 2022 in de Volkskrant:  “Het neoliberalisme heeft de ooit zo voedzame bodem van de Nederlandse samenleving bijna doodgespoten, zoals bestrijdingsmiddelen dat op onze akkers deden.”

Herstel

Het siert Mesters dat hij zijn boek positief framet. Maar ik lees in zijn boek vooral analyse, en geen oplossingen. Ik zie ook nog geen fundamentele veranderingen in het regeerakkoord van Rutte IV. Ik zie geen fundamentele veranderingen in het debat in de Kamer over de regeringsverklaring. De PvdA zoekt het oud-ideologisch in een debat over de hoogte van de AOW, hoe lofwaardig ook. Maar met het verdwijnen van de grote ideologieën van de 20e eeuw, heeft de pragmacratie zijn intrede gedaan. En die valt niet te verdrijven door voor één dag Oud-Links te zijn.

Er wordt veel meer gevraagd. We hebben een overheid nodig die respect heeft voor de democratische rechtsstaat en vertrouwen heeft in de burger. We hebben een overheid nodig waarin de burger vertrouwen kan hebben. We moeten afscheid nemen van die transactiestaat die je betaalt naar wat je levert. Maar het heeft geen zin om achterom te kijken. Om terug te gaan naar het onderwijs en de zorg en de landbouw uit de jaren 70. En die nostalgie proef ik te veel in het boek van Mesters, bij zijn gesprekspartners en bij hem zelf. Het is opvallend dat in het hele boek niet gesproken wordt over het extreem-rechtse populisme, over identiteitspolitiek, over vermenging van onderwereld en bovenwereld, over de invloed van sociale media op de democratie. Mesters wil terug naar een ideale wereld die nooit heeft bestaan.

En nu dringt die titel plotseling echt goed tot me door. Mesters wil Nederland herstellen, terugvoeren naar hoe het ooit was. Vandaar die titel: Het herstel van Nederland. Maar we moeten niet herstellen, we moeten fundamenteel vernieuwen. Terugverlangen naar het verleden leidt nooit tot de vernieuwing die broodnodig is.