Politiek
December 8, 2020

Wie was fout in de Koude Oorlog

Het boek is al weer enige jaren geleden verschenen. Ik las het onlangs. Fout in de Koude Oorlog van Martin Bossenbroek. Het is een confronterend boek voor mensen die in de Koude Oorlog dachten dat ze aan de goede kant stonden. Ik reken me daar zelf ook toe.

Bossenbroek kiest voor een ontnuchterende formule door zijn boek op te hangen aan de politieke levensverhalen van Joseph Luns en van Joris Ivens. Door die twee verhalen naast elkaar te plaatsen en zo af en toe aan te vullen met een lesje geschiedenis, is het eenvoudig om de Koude Oorlog opnieuw te beleven. Ik moet zeggen dat ik (aanvankelijk) geen enkele aanleiding voelde om mijn ideeën over Luns aan te passen. Het was een paljas die het liefst elke dag in de kolommen van de Telegraaf paradeerde. Het was een star conservatieve man die geen afscheid wilde nemen van Nieuw Guinea, die Amerika adoreerde en niets dan kwaad kon zien in de Sovjet-Unie. Hij was dan ook de held van rechts in de Koude Oorlog in Nederland.

De filmer Joris Ivens was daarentegen de held van links, hoewel ik persoonlijk nooit met hem heb gedweept. Toch moest ik mijn standpunt over Ivens na lezing van dit boeiende boek wel fors bijstellen. Okay, Ivens was één van de weinige Nederlanders die meteen en terecht heeft gezien dat Nederland in Indonesië niets meer te zoeken had. Hij maakte er een indringende film over. Maar daarna maakte hij bovenal propagandafilms in Rusland, Cuba en China. Alle wandaden van het communisme heeft hij daarbij vakkundig uitgepoetst. Pas op zijn 90e begon bij hem het besef te dagen dat hij aan de verkeerde kant van de geschiedenis stond. Een paar jaar nadat Elco Brinkman namens de regering hem uitgebreid had geëerd en gefêteerd. En namens de regering excuses had gemaakt. Omdat inmiddels iedereen dacht dat Ivens een held was. Want dat hoorde ook bij die tijd. Maar Ivens was geen held, hij was gewoon fout in de Koude Oorlog.

Natuurlijk, achteraf is het makkelijk oordelen. Achteraf kan je zelfs grote twijfels hebben over de grote anti-kernwapendemonstraties in 1981 en 1983. Het is immers de vraag of de Sovjet-Unie zo snel zou zijn ingestort als die kernwapens niet zouden zijn geplaatst in West-Europa. Gelukkig maakt Bossenbroek in zijn evenwichtige boek niet de fout om achteraf te oordelen. Hij observeert slechts en hij beschrijft slechts.

En zo blijft bij mij vooral die ene vraag hangen: waarom hebben we in de jaren 70-80-90 extreem-rechts en extreem-links zo ongelijk behandeld. Met goede redenen is extreem-rechts in die tijd altijd verafschuwd. Maar waarom werd extreem-links in die jaren vaak zo empathisch tegemoet getreden? Zeker na de oorlog in Vietnam was het in veel kringen gangbaar om het “fascisme” van Amerika heftig te veroordelen en de Russische politiek soms zelfs te vergoelijken. Op zijn minst werd de Russische politiek gezien als een (begrijpelijke) reactie op het Amerikaanse imperialisme. Het was ook reden om te pleiten voor uittreden uit de NAVO en bijvoorbeeld voor erkenning van de DDR. In dat wereldbeeld was Luns inderdaad een malle Appie, en Joris Ivens een grote held.  

Bossenbroek geeft een mooie verklaring voor die onevenwichtige weging van extreem-links en extreem-rechts. Zijn simpele verklaring luidt: we hebben zelf het nazisme meegemaakt en niet het communisme. Door de Tweede Wereldoorlog zijn we extreem-rechts ten diepste gaan verafschuwen en met extreem-links zijn we gewoon veel minder in aanraking geweest. En daarom hebben we niet willen inzien dat Stalin en Mao even wrede dictators waren als Hitler. En daarom hebben we extreem-links in de Koude Oorlog nogal eens de hand boven het hoofd gehouden en extreem-rechts altijd afgekeurd.

Daarbij past overigens wel één belangrijke kanttekening. Die kenschets van de Koude Oorlog is volledig juist als het gaat om de media die in die tijd, op de Telegraaf en enkele obscure blaadjes na, vooral in progressieve handen waren. Maar ik vermoed dat de Nederlandse bevolking als geheel veel genuanceerder over extreem-links en extreem-rechts dacht. Luns werd in de linkse media dan wel verguisd, maar hij werd door een meerderheid van de Nederlandse bevolking op handen gedragen. Daarom wordt het nog pijnlijker: we moeten misschien wel gewoon zeggen dat extreem-links vooral door de links-culturele elite te veel werd vergoelijkt.

De Koude Oorlog ligt al enige decennia achter ons. Extreem-links en extreem-rechts leven onverminderd voort. Inmiddels besef ik dat het een gevaarlijk onderscheid is. Want zowel bij extreem-links als bij extreem-rechts gaat het in de kern om de verwerping van de democratische rechtsstaat. Dat het daarbij respectievelijk om een links dan wel een rechts doel gaat is daaraan ondergeschikt. Want de basis van onze politiek is voor mij niet de keuze voor linkse of rechts politiek, de keuze voor arbeiders of voor kapitalisten, de keuze voor kleinere of grotere vermogensverschillen, de keuze voor kleinere of grotere kansen op een menswaardig bestaan. De basis van onze politiek is voor mij die democratische rechtsstaat.

Die democratische rechtsstaat houdt in dat de burger tegen de overheid wordt beschermt, dat er checks and balances zijn tussen politiek, bestuur en rechtspraak, dat minderheden worden beschermd, dat er democratisch gekozen organen zijn, dat er  rechtsgelijkheid is en rechtszekerheid. Ja, ik leef liever in een democratische rechtsstaat die door conservatieve partijen wordt gedomineerd dan in een staat die geen ‘democratische rechtsstaat’ is. Een keuze voor links of voor rechts is pas aan de orde als we van de democratische rechtsstaat zeker zijn.

Het is pijnlijk maar waar: Luns had meer oog voor de democratische rechtsstaat dan Ivens. In onze afkeer van het nazisme van de Tweede Wereldoorlog zijn velen in de naoorlogse decennia te ontvankelijk geweest voor links-extremisme. Terwijl de Tweede Wereldoorlog met name één ding werkelijk leert: zonder een democratische rechtsstaat kunnen we niet.