Politiek
October 18, 2022

Zijn kennisagenda’s al weer verleden tijd?

Nog wel eens over een kennisagenda gehoord? Een jaar of tien geleden leek het er op dat kennisagenda’s de norm zouden worden voor departementen. Ik heb de indruk dat die tijd inmiddels achter ons ligt. Wie op internet zoekt naar kennisagenda’s komt veel agenda’s tegen van allerlei instellingen, maar nagenoeg niet van departementen (en gemeenten). Het kan zijn dat bestaande kennisagenda’s niet op internet zijn terechtgekomen, maar dan moeten we in ieder geval constateren dat er wel erg weinig ruchtbaarheid aan die kennisagenda’s is gegeven. En dat ook kennisinstellingen er geen kennis van kunnen nemen.

Hoe erg is dat? Ik twijfel. Het opstellen van een kennisagenda is zonder meer een goed middel om de reflectie op de eigen kennisbehoefte te stimuleren. Het dwingt − als het goed is − de hele organisatie om na te denken over de kennisbehoefte in de komende jaren. Welke kennis hebben we nodig om welk beleidsproject tot een succes te maken? Welke kennis hebben we nodig om de minister over onderwerp X, Y, Z te adviseren? Welke kennis hebben we nodig om ons in het algemeen te verbeteren?

Ook in andere zin kan de kennisagenda een krachtig instrument zijn. Het kan een directe verbinding leggen tussen de kennisbehoeftes van de beleidsmakers en de werkprogramma’s van de kennisinstituten. Zo vormt de kennisagenda de verbindende schakel tussen beleidsmakers en onderzoekers. En houdt de kennisagenda de kennisinstituten bij de les.

Maar laat ik eerlijk zijn: dit zijn vooral twee theoretische functies. Als er al een kennisagenda is, dan vertoont die vaak nogal wat gebreken. Vaak lezen we beleidsvragen (wat moet ik doen?) in plaats van kennisvragen (wat moet ik weten om die beleidsvraag beter te kunnen beantwoorden?). Vaak lezen we nice-to-know-kennisvragen in plaats van need-to-know-kennisvragen (ben ik werkelijk in staat om de minister beter te adviseren als ik dat antwoord binnen heb?). Vaak lezen we morele vragen, waarop de wetenschap nimmer een antwoord heeft. En vaak lezen we niet eens vragen, maar alleen maar onderwerpen. Uit de recente jaren ken ik maar één voorbeeldige kennisagenda, namelijk die van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor de jaren 2019-2022. De kunst om goede kennisvragen te formuleren is nog geen alledaagse vaardigheid op de departementen.

Bovendien heb ik ook vaak een dubbel gevoel als ik weer zo’n mooi uitgegeven kennisagenda aantref. Mooi boekje, plastic kaftje. Natuurlijk is het mooi als er veel werk wordt gemaakt van het manifest maken van de eigen kennisbehoefte. Maar het ziet er vaak wel erg uit als een eenmalig project. Kennisvragen formuleren is toch een doorlopend proces, waarbij steeds nieuwe vragen opkomen (omdat de samenleving permanent verandert en de politieke context periodiek) en steeds weer oude vragen worden afgevoerd (omdat de kennisinstituten inmiddels een antwoord hebben verschaft)? Een kennisagenda zou dus nooit af zijn. Het is een levend document. En zo’n mooi boekje  suggereert iets te veel dat het project is afgerond.

Daarom hoeft het op zich geen verkeerd signaal te zijn dat er nog nauwelijks kennisagenda’s van departementen op internet zijn te vinden. Maar eerder vroeg ik de directeuren van de drie planbureaus (CPB, SCP en PBL) naar hun ervaringen gevraagd. Uit de interviews doemt vooral een moeizaam beeld op over de rol van de departementen bij het vormgeven van de werkprogramma’s van de planbureaus. Het is een kwestie van ‘hard trekken’; de kennisagenda’s van de departementen zijn vaak veel te globaal en vaak verouderd en weerspiegelen bovendien niet de echte kennisbehoefte van de departementen; veel relevante toekomstige vragen worden door de departementen vaak vergeten (terwijl dat juist bij uitstek vragen zijn voor planbureaus); en ten slotte zijn veel departementen niet in staat hun vragen goed te formuleren. De SCP-directeur sprak zelfs over een ‘grabbelton’ aan vragen van de kant van de departementen. Ten slotte hoor ik dat departementen vooral bang zijn voor onderzoek dat de minister niet uitkomt. (Zie mijn blog Wat is een planbureau.)

Tien jaar geleden schreef ik nog in ‘Kennis en beleid verbinden’ dat de kennisagenda’s van de departementen een-op-een moesten worden doorvertaald naar de werkprogramma’s van de planbureaus. Ik realiseer me inmiddels dat dat te veel is gevraagd. Het lukt de meeste departementen niet om een goede kennisagenda te formuleren, laat staan bij te houden. Is dat heel erg? Of is die vrijheid voor planbureaus juist uit maatschappelijk perspectief te prefereren?

[Voorpublicatie uit mijn ‘Kennis als anker voor beleid’; gaat binnenkort naar de drukker.]