Politiek
June 24, 2016

Zouden we ooit nog één polder kunnen droogleggen

In de sociale geografie worden studenten altijd naar een gebied op stage gestuurd. In de bestuurskunde naar een organisatie, in de regel ergens in de overheid. Maar als bestuurskunde-studenten echt iets zouden willen leren van de overheid, zouden ze voortaan naar Flevoland moeten gaan. En misschien wel vooral naar de Noordoostpolder. Als er één gebied is waar de overheid alomtegenwoordig was, is het wel dit gebied. En als er één plek is waar de overheid tegenwoordig worstelt met zijn rol, is het ook in dit gebied. Fascinerend om die rol van de overheid zo te zien veranderen.

Na de watersnoodramp van 1916 kreeg minister Lely zijn oude plannen voor de inpoldering van de Zuiderzee door de Staten-Generaal. Men begon met de Wieringermeer en de Afsluitdijk. In de Wieringermeer werd al geëxperimenteerd met een stevige rol voor de overheid. Eerder had de overheid in Haarlemmermeer de zaak veel te veel op zijn beloop gelaten. Daar was men door schade en schande wijs geworden. Dat moest nu anders. De overheid nam dit keer nadrukkelijk de regie. En die regierol werd geperfectioneerd in de Noordoostpolder.

De Noordoostpolder viel in de Tweede Wereldoorlog droog en werd in de naoorlogse periode van de Wederopbouw ingericht. Op kaarten tekende men de dorpen in. De dorpen lagen op fietsafstand van het centrumdorp Emmeloord, dat om die reden ook wel polderstad werd genoemd. Wegen werden ingetekend zodanig dat er mooie kavels ontstonden voor de boeren (van 12, 24 of 36 ha). Elk dorp kreeg een brink, een open ruimte midden in het dorp. Elk dorp kreeg groenstructuren. Elk dorp kreeg een centrale plek voor de kerken. De Delftse school was sterk bepalend voor de architectuur, behalve in Nagele, waar het Nieuwe Bouwen ook nog een kansje kreeg. Het wonen, het werken, de winkels en het recreëren werden zoveel mogelijk gescheiden. Inwoners en met name boeren werden streng geselecteerd. Eva Vriend schreef haar prachtige boek Het nieuwe land over het selectieproces, dat uiteindelijk toch erg subjectief was.

Werkelijk alles werd bepaald door de overheid, op basis van gedegen kennis over het gebied. Wetenschappers leverden de schijnbaar objectieve kennis aan. Prof Ter Veen en prof Groenman waren grootheden in de ontstaansgeschiedenis van de polder. En de burger? Die was al lang blij als hij mocht komen en een kavel mocht pachten of een winkel mocht beginnen. De rol van de overheid was duidelijk (de baas), de rol van de wetenschap was duidelijk (de randvoorwaarden) en de rol van de burger was duidelijk (hopen dat je een plekje krijgt).

Hoe anders is het nu. De Noordoostpolder maakt deel uit van de provincie Flevoland. En die provincie wil een nieuwe Omgevingsvisie maken voor haar hele grondgebied. Zeg maar een visie op de verdere ontwikkeling van Flevoland. De provincie is begonnen met een Startnotitie. Deze Startnotitie beschrijft alleen het proces: hoe gaan wij een nieuwe Omgevingsvisie vaststellen? Er staan geen inhoudelijke doelen in de notitie. Er staat alleen in op welke terreinen keuzes gemaakt moeten worden. Zeg maar zes beleidsterreinen. Duidelijk is dat de ‘maatschappelijke vraag’ centraal moet staan in het proces. En dat de uitkomst ‘flexibel en adaptief’ moet zijn omdat de toekomst vooral ongewis is. Alles gericht op een ‘wederkerige samenwerking met partners’. En partners: dat is iedereen. Als eerste stap is een atelier ingericht om na te denken over Flevo-perspectieven. Bij die perspectieven gaat het zowel om ontwikkelingen die op de provincie afkomen als om het perspectief dat aan de provincie moet worden geboden. Het atelier was uiteindelijk een rondreizend circus, onder leiding van externe procesbegeleiders. Blijkbaar was het niet passend als de gekozen volksvertegenwoordigers dit proces zelf zouden hebben begeleid. Daarmee zouden ze zich zelf te veel op de voorgrond hebben geplaatst. Het nadeel was wel dat de externe procesbegeleiders de mensen in de zaal meestal niet kenden.

Deze Flevo-perspectieven zijn inmiddels afgerond. Ik heb ze bestudeerd en twee zaken vallen me op. Ten eerste speelt kennis over het gebied een ondergeschikte rol. Vooral wat men elkaar heeft verteld, wordt als de waarheid gepresenteerd. Het gedegen onderzoek dat wel is uitgevoerd, komt men in de eindpresentatie nauwelijks tegen. Schijnbaar volgens het adagium dat onderzoek ook maar een mening is en dat iedereen zijn eigen waarheid heeft. Ten tweede wordt er wel met veel nostalgie gepraat over het verleden (hier wonen vooral pioniers), maar lees ik weinig richtinggevends over de toekomst. Niet alleen het ‘weten’ blijft onduidelijk, maar ook het ‘willen’. Welk perspectief moet dit gebied nu werkelijk worden geboden?

Natuurlijk, ik weet dat nu de overheid aan zet is. Gedeputeerde Staten gaan een  aanzet maken voor de nieuwe Omgevingsvisie. Maar ook die aanzet moet weer zo snel mogelijk het overleg in met alle ‘partners’. Het is daarom niet moeilijk om te voorspellen dat in die Omgevingsvisie weinig keuzes zullen worden gemaakt en al helemaal geen richting zal worden geboden.

Het doet me denken aan een traject dat ik ooit van dichtbij meemaakte: de totstandkoming van de nota Randstad 2040 van het kabinet-Balkenende-Bos. Daar sprak ook iedereen van het begin tot het einde mee. Ik herinner me nog dat aanvankelijk in de stukken stond dat Amsterdam een heel klein beetje belangrijker was voor de Nederlandse economie dan Rotterdam en dat Amsterdam economisch misschien ook een heel klein beetje beter functioneerde dan Rotterdam. Totdat de burgemeester van Rotterdam, Ivo Opstelten, ter vergadering eiste dat Rotterdam evenzeer bloeide als Amsterdam. Hij kreeg zijn zin, terwille van het draagvlak. Van die nota hebben we overigens later nooit meer iets gehoord.

Ik ontken niet dat de samenleving sinds het droogleggen van de Noordoostpolder drastisch is veranderd. En dat met name de rol van de overheid drastisch is veranderd. Maar toch vraag ik me af hoe we de polders ooit hadden moeten droogleggen met een overheid die zich slechts met het proces van de visievorming bezighoudt, en zelfs dat nog alleen op de achtergrond. En dan spreek ik nog niet eens over de ruimtelijke inrichting, het bouwen van dorpen en steden, de ontwikkeling van een samenleving, de selectie van al die burgers enzovoorts. Of vindt die provincie Flevoland die Omgevingsvisie gewoon niet belangrijk genoeg?